Saulus was nog steeds een gevaar voor de volgelingen van de Heere Jezus. Hij wilde naar de stad Damascus gaan om ook daar naar gelovigen te zoeken. Maar eerst ging hij naar de hogepriester, en vroeg of die hem brieven mee wilde geven voor de synagogen in Damascus. Want hij wilde toestemming hebben om alle gelovigen gevangen te nemen en hen naar Jeruzalem te brengen.
Saulus vertrok naar Damascus. Toen hij daar bijna was, straalde er plotseling een licht uit de hemel om hem heen. Saulus viel op de grond, en hoorde een stem zeggen: “ Saul, Saulus, waarom vervolg je Mij? Saulus vroeg: “ Heer Wie bent U? “ De stem zei: “ Ik ben Jezus, Ik ben degene die jij vervolgt. Sta op en ga de stad in. Daar zal iemand je zeggen wat je doen moet. “
De mannen die met Saulus meereisden hoorden wel een stem, maar ze zagen niemand. Ze waren zo verbaasd dat ze niets wisten te zeggen.
Saulus stond op van de grond. Zijn ogen waren open, maar toch kon hij niets zien. De mannen die bij hem waren, pakten hem bij de hand en brachten hem naar Damascus.
Drie dagen lang kon Saulus niets zien. Hij at niet, en dronk niet. ( Handelingen 9 )