Terwijl de leerlingen met elkaar aan het praten waren, stond Jezus plotseling bij hen. Hij zei: “Ik wens jullie vrede.” De leerlingen schrokken en werden bang. Ze dachten dat ze een geest zagen. Maar Jezus vroeg: “ Waarom zijn jullie bang? En waarom twijfelen jullie of ik het echt ben? Een geest heeft geen lichaam. Maar kijk eens naar mijn handen en mijn voeten. Raak mij eens aan. Jullie kunnen toch zien dat dit Mijn lichaam is? Ik ben het echt!” En Jezus liet de wonden zien aan Zijn handen en Zijn voeten. De leerlingen waren zo blij verrast dat ze het niet konden geloven. Daarom zei Jezus: “ Hebben jullie hier iets te eten? “ Toen gaven ze Hem een stuk gebakken vis. En Jezus at het op waar zij bij waren. Jezus zei tegen Zijn leerlingen:’” Toen Ik nog bij jullie was heb Ik gezegd: “ Alles wat er in de heilige boeken staat, moet gebeuren. “ Daarna hielp Jezus hen om de heilige boeken goed te begrijpen. Hij zei: “ In de heilige boeken staat dat de Messias zal lijden en sterven en drie dagen later zal opstaan uit de dood. En ook dat namens de Messias het goede nieuws verteld moet worden. Dit is wat alle volken moeten horen:‘ Begin een nieuw leven dan zal God je fouten vergeven.” Jullie moeten dat nu aan iedereen gaan vertellen, allereerst in Jeruzalem. Blijf daar totdat de Heilige Geest komt. Hij is de hemelse kracht die in jullie zal komen. Ik zal Hem naar jullie toesturen zoals Mijn Vader jullie beloofd heeft.”
Jezus had Zichzelf aan de Emaüsgangers geopenbaard. Ze waren teruggesneld naar Jeruzalem om het blijde nieuws aan de elf leerlingen en de anderen te vertellen. Maar die wisten alles al.
“ Het is echt waar, Jezus is opgestaan! Simon Petrus heeft Hem gezien!” riepen de leerlingen de Emaüsgangers enthousiast tegemoet. Toen vertelden de twee leerlingen wat zij onderweg meegemaakt hadden. En hoe ze Jezus herkenden toen Hij het brood brak.
De conversatie werd onderbroken doordat Jezus plotseling Zelf in hun midden stond. Het was de eerste keer na Zijn opstanding dat Jezus aan de elf leerlingen als groep verscheen. ( Joh. 20: 19 ) Jezus begroette de leerlingen met de Joodse zegenwens: “ vrede zij U! “ Uit Zijn mond kreeg deze begroeting een diepere betekenis. Het was de vervulling van de belofte van vrede die Jezus` komst zou vergezellen. ( Lucas 2: 14/ vgl. Hand. 10 : 36).
Hoewel de leerlingen ervan overtuigd waren dat de opstanding echt waar was, waren ze toch helemaal van hun stuk gebracht toen hun Meester zo plotseling verscheen. Ze schrokken zo heftig dat ze dachten dat ze een Geest zagen, een soort spook waarbij geen lichaam aanwezig was.
“ Waarom zijn jullie zo uit je doen en waarom schrikken jullie zo?” vroeg Jezus. De verrezen Heer wilde Zijn leerlingen van het feit overtuigen dat Hij Dezelfde was als Jezus van Nazareth. De Man die ze aan handen en voeten op het kruis vastgespijkerd hadden zien sterven.
Lucas noemde niet precies de reden waarom de leerlingen Jezus aan Zijn handen en voeten zouden kunnen herkennen maar het ligt voor de hand dat dat was om de spijkerwonden. Jezus wilde het bewijs leveren van de lichamelijkheid van Zijn opstanding uit de dood. Het woord ‘ pselapao ‘ ( betasten, aanraken ) is dezelfde uitdrukking die gebruikt wordt in 1 Joh. 1: 1. Om de waarheid van Zijn woorden te bewijzen liet Jezus Zijn handen en voeten zien waaraan de littekens van Zijn kruisiging nog duidelijk aanwezig waren. Het lijkt wel alsof het Lucas er alles aan gelegen was om het aanvankelijke ongeloof van de leerlingen zo breed mogelijk uit te meten. Ze hadden de boodschap van de vrouwen als ‘ ongeloof ‘ bestempeld. Toen Jezus in levende lijve voor hen stond dachten ze dat ze een geestverschijning zagen. Zelfs toen ze uitgenodigd werden om hun handen en voeten te laten zien en Hem aan te raken waren ze nog niet van het feit overtuigd dat het Jezus was. Het leek gewoon te mooi om waar te zijn.
Jezus wist het allemaal. ‘ Hebben jullie nog iets te eten? ‘ vroeg Hij daarom. De leerlingen knikten en haalden vlug een stuk gebraden vis te voorschijn. Vis was in Jeruzalem een gebruikelijk voedingsmiddel. Eten van elke dag. Jezus nam de vis aan en at hem op. Het eten van een gebakken vis bewees dat Jezus een lichaam had dat voedsel op kon nemen. Hij was dus geen geest maar een mens van vlees en bloed. Deze maaltijd zouden de leerlingen later aanvoeren als bewijs van het feit dat Hij zonder twijfel uit de doden was opgestaan. ( Hand. 10: 41/ Lucas 1: 4).
Voor de laatste keer zou Jezus Zijn leerlingen onderwijs geven. Zijn rede was een herinnering aan alle uitspraken die Hij vroeger had gedaan. Met enkele woorden liet de Meester zien dat alle beloften in Hem vervuld waren. ( vgl. Marcus 1: 2-4)
Terwijl in vers 26 het lijden van Christus verbonden werd aan het ingaan in Zijn heerlijkheid, wordt hier het lijden genoemd dat verband houdt met het opstaan uit de doden.
De woorden : ‘ Ingaan in Zijn heerlijkheid’ legt het accent op het onzichtbare, bovennatuurlijke element van Zijn opstanding. ‘ Op de derde dag opstaan uit de doden ‘ legt de nadruk op het voor het oog zichtbare gebeuren. Jezus vergat dus niets, geen enkel belangrijk aspect.
Jezus gebood de wereldwijde verkondiging van het Evangelie. De reikwijdte van het Heil richtte zich tot alle volken, niet alleen tot de Israëlieten. Lucas legde bijzonder de nadruk op Jeruzalem. Lucas is de enige evangelist die uitsluitend verschijningen in en om Jeruzalem beschreven heeft. De andere evangelisten hebben het ook over verschijningen rond Galilea gehad.
Jeruzalem – en in het bijzonder de tempel – is de plaats waar de leerlingen op de komst van de Heilige Geest hebben gewacht. Jeruzalem was het startpunt van de wereldwijde verkondiging van het Evangelie.
“ En jullie zijn getuigen van deze dingen” zei Jezus. ( vers 48). Het woord ‘ martus ‘ heeft twee aspecten. De leerlingen waren aan de ene kant ooggetuigen van het leven, de dood en de opstanding van de Heere Jezus. Aan de andere kant werden ze ook aan het werk gezet als verkondigers van deze wonderen. De inhoud van hun getuigenis is dan ook het lijden, de dood en de opstanding van de Heere Jezus Christus.
Jezus verbond de opdracht tot wereldwijde evangelieverkondiging aan de belofte van de komst van de Heilige Geest. Hij Zelf zou de leerlingen in staat stellen om hun opdracht ten uitvoer te brengen. De komst van de Heilige Geest werd al in het Oude Testament voorzegd. Het is bijzonder dat Jezus het nergens impliciet over Zijn komst heeft gehad in dit tekstgedeelte. Er wordt alleen maar met beeldspraak naar verwezen. “ De beloften van de Vader “ en “ kracht uit de hoge “.
“Kracht uit de hoge” is een beschrijving van de werking van de Heilige Geest. “ Bekleed worden” is één van de vele uitdrukkingen die in de Bijbel gebruikt worden om de komst van de Heilige Geest aan te duiden. Uiteindelijk heeft Jezus Zijn leerlingen meegenomen, de stad uit, tot bij het dorp Betanië. Hij stak Zijn armen uit en zegende Zijn leerlingen. En terwijl Hij dat deed ging Hij weg. God haalde Hem naar de hemel. De leerlingen eerden Jezus. Daarna gingen ze vol vreugde terug naar Jeruzalem. Daar waren ze voortdurend in de tempel om God te loven en te prijzen.