Nehemia 11

Het was gelukt! De muren van Jeruzalem waren herbouwd. Maar er waren veel te weinig inwoners. Daar moest iets aan gedaan worden. Nehemia besefte dat het nodig was voor de geestelijke opbouw van zijn volk, dat er een lijst met priesters kwam, qua afstamming bevoegd om in de tempeldienst te participeren. De leiders van het volk besloten om in de heilige stad Jeruzalem te gaan wonen. De stad werd als heilig gekenmerkt omdat zich daar de tempel bevond en God er Zijn Naam wilde vestigen. Eigenlijk zou iedereen van het volk Israël daar moeten gaan wonen. Helaas, dat wilden ze lang niet allemaal. In Jeruzalem werd er namelijk een grotere heiligheid en nauwgezetheid van de mensen gevraagd dan in de rest van het land. Jeruzalem werd dan ook bijzonder gehaat door haar tegenstanders, het was feitelijk levensgevaarlijk om je daar te vestigen. Er deden allerlei verhalen de ronde over invallen van vijanden, gevaren en nog veel meer. Het leek maar het beste om je ver van Jeruzalem vandaan te houden! De Joden die zo dachten wisten niet genoeg van de heilige boeken af. Ze hadden kunnen bedenken dat deze stad met een bijzondere zorg door God beschermd en gemaakt was tot een veilige en geruste woonplaats. ( Jesaja 33 : 20 / Psalm 46 : 4, 5 ) Jeruzalem was echter niet geschikt om er handel te drijven en veel geld te verdienen. 

 

Zo werd Jeruzalem opnieuw bevolkt door oversten en magnaten. Jeruzalem was voor hen de geschikte stad om te wonen omdat zich daar de godsdienstige rechterlijke macht, het Sanhedrin bevond. ( Psalm 122 : 5 ) Het feit dat deze macht zich daar bevond zou ook andere machtige en vooraanstaande mensen uitnodigen om zich daar te vestigen. Er waren Joden die vrijwillig aanboden om in Jeruzalem te gaan wonen omdat ze het beste voor Jeruzalem zochten, vooral voor de tempel van de Elohim. Joden met grote liefde en passie voor de Heere, de Almachtige, de Koning der koningen! 

Toen alle belangrijke mensen zich in Jeruzalem gevestigd hadden, bleek er nog plaats over te zijn. Daarom besloten de Israëlieten om van iedere tien Joden er één naar Jeruzalem te laten gaan. Wie dat zouden zijn werd door het lot beslist, waarvan iedereen wist dat het door de Heere beschikt werd. 

En zo vestigden zich velen van de kinderen van Juda en Benjamin in de Oude Heilige Stad. Oorspronkelijk lag een deel van de stad in het erfdeel van de ene stam en een ander deel in dat van een andere stam. Maar het grootste deel lag in het erfdeel van de stam van Benjamin. Daarom vinden wij van de kinderen van Juda maar 468 gezinnen in Jeruzalem. Van Benjanin woonden er 928 families. Hoewel de Benjaminieten groter in getal waren wordt van de mannen van Juda gezegd dat zij dapperder waren, uiterst geschikt voor de dienst en in staat om de stad te verdedigen voor het geval ze aangevallen werden. De mensen van de stam van Juda bleken zo moedig als leeuwen en lieten zich nergens door uit het veld slaan. 

i

Heel veel priesters vestigden zich vervolgens in Jeruzalem. Er waren dappere helden bij. Er gingen niet veel Levieten in Jeruzalem wonen, maar 284 om precies te zijn. Verreweg de meeste Levieten vestigden zich door het hele land verspreid, omdat een groot deel van hun werk bestond uit het onderwijzen van de goede kennis van God. Die kennis was natuurlijk overal nodig. En zo werden de Levieten door heel Israël verspreid. Zij waren verantwoordelijk voor het werk buiten de tempel van Jeruzalem. 

Er was één Leviet verantwoordelijk voor zorg over de wereldlijke aangelegenheden van het huis van God. Hij moest alle bijdragen van het volk innen, en de materialen voor de tempeldienst leveren, en nog veel meer zaken van allerlei orde vielen onder zijn verantwoording.  Iedereen was nodig. Steeds was er iemand die onder alle drukte en bezigheden de dankzegging en het gebed begon. Er werd een man gekozen met een goed oor, een kundig zanger. Hij moest het psalmgezang leiden en voorzanger in de tempel zijn.Het werd een drukte van belang daar in Jeruzalem. Het werd gewoon oppassen dat de rest van het land niet ontvolkt werd. 

De Nethinim – nakomelingen van de dappere richter Gideon – woonden in Ofel, dat op de muur van Jeruzalem was. ( Nehemia 3 : 26 ) Hoewel de Levieten zich over de steden van Juda verspreid hadden, hadden ze een opziener die in Jeruzalem woonde een overste en hoofd van hun priesterorde. Er werden een paar zangers aangewezen om te zorgen voor de noodzakelijke reparaties die aan de tempel verricht moesten worden. De koning van Perzië had deze zangers voor hun vertrek nog een toelage gegeven die ze naast hun inkomsten als Levieten ontvingen. Er vestigde zich zelfs een zaakgelastigde van de koning in Jeruzalem. ( vs 23 ) Hij was door de koning van Perzië aangewezen om geschillen tussen de temperamentvolle Joden en de koning te beslechten. Hij moet erop toezien dat de koning zelf ook de nodige belasting betaald werd, en dat alles wat door de koning voor de tempeldienst was toegestaan, ook naar behoren uitbetaald werd. 

Zo vestigden de Joden zich geordend weer in hun land. De Heere bestuurde het zo dat het hart van de koning van Perzië geneigd werd om ervoor te zorgen dat alles er vredig en netjes aan toeging. Zo bleek opnieuw dat de Heere het is die het hart van mensen, zelfs van koningen neigt tot alles wat Hij wil. ( SB in perspectief, SV met uitleg, met kantt, NBV met kantt, de Bijbel in gewone taal ) 

One response to “Nehemia 11

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *