Nehemia 12 : 27 – 47

De inwijding van de muur werd niet eerder gehouden voordat de stad helemaal bevolkt was. Het feest moest een plechtige dankzegging worden aan de Elohim voor Zijn bijzondere genade. Jeruzalem was meer dan enige andere stad op aarde een heilige stad, die helemaal aan God gewijd was. De priesters en Levieten stelden op deze manier Jeruzalem en haar muren onder Goddelijke bescherming. Ze wisten maar al te goed dat de stad en haar muren tevergeefs gebouwd zouden zijn als de Heere niet bereid was om Jeruzalem te beschermen. ( Psalm 127 : 1, 2 ) 

De organisatie van de festiviteiten was in handen van Nehemia. Uit alle windstreken werden de Levieten opgeroepen om de plechtigheid bij te wonen. Eerst reinigden de priesters zichzelf, en het volk. Daarna reinigden ze de poorten en de stadsmuren. Het water dat ze gebruikten kreeg een speciale naam: en werd het zogenaamde water der reiniging of der afzondering genoemd. Dat sprenkelwater was een voorafbeelding van het bloed van Jezus Christus, dat Hij eens zou geven aan het kruis van Golgotha. ( Hebr. 9 : 14 ) De tempelzangers kwamen uit de omgeving van Jeruzalem en uit de plaatsen rondom Netofa, uit het Bet-Hagilgal en uit het gebied rond Geba en Azmawet. Deze mensen waren in de omliggende plaatsen van Jeruzalem gaan wonen. De koningen, priesters en Levieten liepen in twee groepen over de stadsmuur. Ze hadden cimbalen, harpen en lieren bij zich en zongen de mooie oude liederen van Sion. De rondgang was bedoeld om iedereen te laten zien dat de stadsmuur aan God gewijd was. De helft van de vorsten ging met enkele priesters en Levieten rechtsaf de muur op, met Ezra in de voorhoede. De andere helft van de vorsten en priesters die op dezelfde manier hun dank aan God brachten, gingen linksaf met Nehemia in de achterhoede. Zingend en muziek makend liepen ze over de stadsmuur tot ze elkaar in de tempel ontmoetten. Daar verenigden beide groepen zich in blijde dankzegging en aanbidding. Er werd op trompetten geblazen en er werden dankoffers gebracht. 

Iedereen was opgetogen! Het volk liep om de beide stoeten heen. Overal klonk gejuich. De vrouwen en kinderen deden ook mee en de hosanna`s waren niet van de lucht! Ze weergalmden door de smalle straatjes en over het tempelplein van Jeruzalem. 

De leraren waren heel precies in hun werk. Zangers en poortwachters namen hun taken waar en zorgden ervoor dat de reinheid van de tempel bewaard bleef. Het hele volk nam nauwgezet de wacht des Heeren waar. De eeuwenoude zangvoorschriften van koning David en Salomo waren in ere hersteld. Overal klonken lofzangen. Aan de ene kant van de tempel stonden de familiehoofden van de Levieten Chasabja, Serebja en Jesua, de zoon van Kadmiël opgesteld. Tegenover hen stonden Mattanja, Bakbukja en Obadja. Alles en iedereen juichte en zong het hoogste lied. De feest vreugde in Jeruzalem kende geen grenzen en was tot op grote afstand te horen. De zangers en bewakers van de tempel kregen elke dag van de andere Israëlieten in hun levensonderhoud voorzien. De Levieten gaven van alles wat ze kregen op hun beurt een deel aan de priesters. 

Voorbij was de lange ballingschap. Vergeten de vijandige invallen en het moeizame bouwproces. Alles wat adem had loofde de Elohim! Door alle eeuwen heen zouden de Joden Jeruzalem blijven zien als het centrum van hun godsdienst. ( SBijbels MH, SV NBV, met uitleg, met kanttekeningen ) 

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *