Ester 2 : 5 – 7

Nu woonde er in de burcht van Susa een zekere Mordechai, een Jood. Hij was een zoon van Jaïr, de zoon van Simi, de zoon van Kis, uit de stam van Benjamin. HIj was één van de mensen die samen met Jechonja, de koning van Juda, door koning Nebukadnessar van Babylonië als ballingen uit Jeruzalem waren weggevoerd. Deze Mordechai was de pleegvader van Hadassa, ook Ester genoemd, die een nicht van hem was en geen vader of moeder meer had. Na de dood van haar ouders had Mordechai haar als dochter aangenomen. Het meisje was lieftallig en mooi. 

Niet ver van het koninklijk paleis vandaan woonde een Joodse balling, Mordechai. Hij hoorde bij de Joden die ervoor gekozen hadden om niet terug te remigreren naar Jeruzalem, maar in het land van exil te blijven. Mordechai had een goede positie verworven in Susa, hij was een functionaris aan het koninklijke hof. De naam Mordechai was afgeleid van de Babylonische god Marduk, en droeg niets Bijbels meer in zich. Via de naam van zijn vader Jaïr, z’n grootvader Simi en overgrootvader Kis wordt de geslachtsnaam van Mordechai teruggevoerd naar de stam van Benjamin. Door het noemen van de naam van Kis heeft de door Goddelijke inspiratie geleide schrijver van het boek Ester een link gelegd naar het huis van koning Saul. ( 1 Sam. 9 : 1 ) 

Dat heeft hij niet voor niets gedaan, want er zou een enorme rivaliteit ontstaan  tussen Mordechai en Haman, de Agagiet, die parallellen vertoonde met de strijd die koning Saul in zijn tijd met Agag gevoerd had. ( 1 Sam. 15 ) Mordechai wordt door de genoemde feiten als een Joods man geïdentificeerd, en genealogisch verbonden met het grote ballingschapsdrama van het Joodse volk. 

De uit ballingschap teruggekeerde Judeeërs, die onder bijzonder moeilijke omstandigheden aan de wederopbouw van het land hadden gewerkt, hadden onwillekeurig de neiging de Joden die in hun land van exil gebleven waren, in diskrediet te brengen. Maar uit de geschiedenis van Ester zou blijken dat de Joden die niet teruggekeerd waren omdat ze belangrijke posities innamen, hun invloed konden gebruiken ten gunste van de Joden die in Juda woonden. Soms konden ze zelfs acties ondernemen die het voortbestaan van hun landgenoten zouden garanderen. 

De wrede inval en deportatie van de Joden uit Jeruzalem had veel onschuldige burgers het leven gekost. Ze waren omgekomen bij de bestorming van de stad, door gewelddadige represailles van het Babylonische leger, of tijdens de lange tocht naar het land van wegvoering. Hoogstwaarschijnlijk waren de ouders van Ester ook omgekomen. Mordechai had zich over het weeskind ontfermd en haar als dochter bij zich genomen. Het meisje kreeg zowel een Hebreeuwse als een Babylonische naam. In het Hebreeuws werd ze Hadassa genoemd ( Mirthe ) Ester kan ook de Hebreeuwse transliteratie zijn van Isthar, de naam van de Babylonische godin van de liefde en de oorlog. De bijbel noemt vervolgens dat Ester mooi was van gestalte en van aanzien. 

Twee personen, een Joodse regeringsambtenaar in exil, en zijn lieftallige pleegdochter woonden in Susa, de stad waar geschiedenis geschreven zou worden. Maar daarvan hadden die beiden nog geen idee. Ze leefden rustig en tevreden in de stad van een wereldleider, onbewust van het feit dat God op het punt stond om Zijn plan met Israël dwars door hun beider leven heen te realiseren! 

One response to “Ester 2 : 5 – 7

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *