Psalmen 4

Voor de koorleider, bij snarenspel. Een psalm van David.
Antwoord mij als ik roep. God die mij recht doet. Geef mij ruimte als ik belaagd word. Wees genadig, hoor mijn gebed.
Machtigen, hoe lang nog maakt u mij te schande? Is de schijn u lief? De leugen uw leidraad?
De Heere schenkt Zijn gunst aan wie Hem trouw is. De Heer luistert als ik tot Hem roep.
Beef voor Hem en zondig niet. Bezin u in de nacht en zwijg. Breng de juiste offers, heb vertrouwen op de Heer.
Velen zeggen: “ Wie maakt ons gelukkig?” Heer laat het licht van Uw gelaat over ons schijnen. In U vind mijn hart meer vreugde dan zij in hun koren en wijn.
In vrede leg ik mij neer, en meteen slaap ik in.
Want U Heere laat mij wonen in een vertrouwd en veilig huis.

Na het componeren van een morgenlied – psalm 3 – schreef David de dichter een avondlied. Als je goed leest ontdek je in beide psalmen allerlei woorden die met elkaar overeenkomen. Volgens sommige uitleggers gaat het over de vlucht van koning David voor zijn zoon Absalom. Andere verklaarders noemen de vlucht van David voor koning Saul als oorzaak voor het componeren van deze psalm. De psalm bevat veel woorden die herhaald worden en op hetzelfde werkwoord teruggrijpen. De inhoud van de psalm bevat een gebed ( vs 2 ), het aanspreken van mensen ( vs 3 – 6 ), en een verklaring van vertrouwen ( vs 7 – 9 ). De dichter spreekt aan het begin en einde van de psalm God toe, terwijl hij in het midden zijn tegenstanders van repliek dient.

Het opschrift boven de psalm geeft aan dat het lied voor de leider van de muziek bestemd is, en begeleid wordt door snarenspel. Daarna volgt de aanduiding: een psalm van David.
De dichter begint de psalm met het weergeven van zijn roepen, en vraagt of dit roepen door de God van gerechtigheid beantwoord mag worden. David noemt de Heere vaak vol vertrouwen de zijne ( Psalm 3 : 8 / 24 : 5 / 59 : 11 ) Deze God zal ruimte maken in zijn moeilijke omstandigheden. “ Laat Hij genadig zijn en dit gebed verhoren! “ verzucht David.

Vanuit de zekerheid van het geloof keert David zich tegen allerlei mannen die zich verkeerd gedragen. Waarschijnlijk waren het vervolgers,of tegenstanders van de gezalfde koning die zich verkeerd gedroegen en hem onjuist handelden. David vroeg die mensen hoe lang het nog zou duren dat ze zijn eer te schande zouden maken. Tijdens het uiten van zijn klachten beriep David zich op de speciale relatie die hij met de Heere had, en het was nodig dat de aangesprokenen dat ook beseften en tot zich door zouden laten dringen. David wist maar al te goed dat de Heere hem Zelf geroepen had om koning te zijn over Israël. Vanuit die positie sprak hij de mannen aan. Intussen bleef David er op vertrouwen dat zijn God hem zou antwoorden. David wilde dat iedereen de juiste offers aan God bracht: Gods leiding zou aanvaarden met betrekking tot het vaststellen van de persoon die koning over Israël zou zijn.

David bespeurde bij allerlei mensen een zoeken naar houvast, zekerheid en uitkomst. De vraag: “ Wie zal ons het goede doen zien? “ kunnen opgevat worden als een vertwijfelde uitroep. De dichter antwoordde met de Aäronitische zegen in de vorm van een gebed tot de Heere ( vs 7 ) Evenals aan het begin van het gebed richtte hij zich tot de Heere, de God van hemel en aarde. Vervolgens beleed hij dat deze God hem meer vreugde gegeven had dan de mensen, hoewel er koren en most bij hen in overvloed aanwezig waren. Uiterlijk gezien was er nog geen verlossing. maar de psalmist bezat een innerlijke blijdschap die anderen moesten missen. Daarom kon hij rustig gaan slapen want de Heere stond overal boven. Hij kon situaties veranderen, of gewoon laten zoals ze waren en toch innerlijke rust en blijdschap in zijn hart overlaten. Deze zegenrijke houding van de Heere naar David toe lieten hem rustig slapen. Er was veel aan de hand, maar David had er geen last van.

Psalm 4 verwoordt de negatieve ervaringen en zorgen van een onschuldige, die zich beroept op zijn speciale relatie met de Heere en zijn belagers duidelijk toespreekt. Te midden van een algemene vertwijfeling, die zomaar in het hart kan toeslaan, wees David met de woorden van de Aäronitische zegen op Gods aanwezigheid en op de vrede die daarvan het gevolg was.
De vrede en vreugde in God vormen een thema dat zowel in het Oude als Nieuwe Testament naar voren komt ( Psalm 37 : 4 – 11 / Matth. 6 : 25 – 34 ) Als God voor je is, wie zal dan tegen je zijn?

Psalm 4 hoort bij de eerste groep van psalmen ( 3 – 14 ) waarvan psalm 8 het centrum vormt. Het thema is dat andere mensen over David praten, maar dat David daar niet aan meedoet en ook in kwaadsprekerij vervalt, maar zijn vertrouwen rustig op God blijft stellen.
De trouw uit vers 4 duidt op vrome mensen, die zich met hun hele hart volledig in dienst van de Heere stellen, Hem gehoorzamen en van Hem houden.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *