Handelingen 16 : 25 – 34

Na het concilie te Jeruzalem ( Hand. 15 : 1 – 35 ) leidde een felle discussie tussen Paulus en Barnabas over Marcus ertoe dat deze twee mannen – die vijf jaar lang hadden samengewerkt – uit elkaar gingen. ( 15 : 36 – 41 ) De brief aan de Handelingen wordt voortgezet met de beschrijving van het optreden van de apostel Paulus. Nadat hij opnieuw Tarsus en Sicilië had bezocht, waar hij na zijn bekering een lange tijd gebleven was ( 9 : 30 / 15 : 41 ) reisde Paulus samen met Silas de jonge gemeenten in Galatië langs. Paulus zelf had deze gemeenten gesticht. ( 16 : 1 – 5 ) Toen vond er een uitzonderlijke tussenkomst van de Heilige Geest plaats. De Geest riep Paulus om over te steken naar Macedonië en naar Filippi. 

Lucas gaf niet veel aandacht aan de ruzie tussen de evangelisten. Er was belangrijker nieuws te melden. In plaats daarvan vestigde de integere apostel in het bijzonder de nadruk op het feit dat zowel mannen als vrouwen zich na de uitstorting van de Heilige Geest bekeerden en deel uitmaakten van de nieuwe gemeenten. Dat was veel belangrijker nieuws. Lydia, verlicht door de Geest en het woord, gaf met haar gastvrijheid blijk van haar bekering.  ( 16 : 13 – 15 ) De bewaker van de gevangenis, onder de indruk van de wonderbaarlijke tussenkomst van God, werd samen met zijn familie gedoopt. Deze passage laat zien hoe de plaats die mensen aan het geld toekennen, tekenend was voor de gesteldheid van hun hart. De gulheid van Lydia hield verband met haar ontdekking van het ware geloof. Maar of het nu in een Joodse gebedsplaats of in een Romeinse gevangenis was, het evangelie droeg vrucht, ondanks hardnekkige tegenstand. Paulus predikte in Tessalonica zoals gewoonlijk eerst in de synagoge, waar hij door sommige mensen goed ontvangen maar door anderen verworpen werd. Vervolgens richtte hij zich onverrichterzake tot de heidenen, en veroorzaakte door de Goddelijke zegen op zijn verkondiging een zekere jaloezie bij sommige Joden. Paulus moest overhaast vertrekken naar Berea. In Berea vond hij een publiek dat veel ontvankelijker was voor het Evangelie. Zo zie je maar weer dat het zelden zo is dat een volgeling van de Heere Jezus zonder tegenstand of tegenslag zijn missie hier op aarde volbrengen kan. We moeten die helaas verwachten. 

Paulus en Silas hadden tijdens hun evangelisatie activiteiten eveneens veel vervolging te verduren. Op een gegeven moment ontstond er door de wonderen die ze in de naam van Jezus verrichtten, een volksopstand . Aanleiding was het feit dat ze een vrouw genezen hadden van occulte krachten die haar beheersten.  De vrouw – die uitgebuit werd – bleek plotseling geen bron van inkomsten meer. Haar uitbuiters namen dit Paulus en Silas niet bepaald in dank af. Paulus en Silas werden vastgegrepen en naar de markt gesleurd waar de rechtszittingen plaatsvonden. Toen de zitting begon werd Paulus en Silas verweten dat ze de stad in opstand brachten, onenigheid veroorzaakten, en de openbare orde verstoorden. De Romeinse bezetter was altijd uiterst bezorgd als het ging over de invoering van nieuwigheden in de godsdienst. Goed of kwaad, zij zouden hetgeen ze van hun vaders overgeleverd kregen blijven aanhangen. Geen vreemde godheid mocht worden toegelaten. 

De magistraten lieten de zaak onderzoeken. Om hun vervolgingen kracht bij te zetten hitsten ze de menigte op. Paulus en Silas werden als rasechte criminelen voorgesteld. De mensen in Filippi waren woedend en het scheelde niet veel of beide mannen werden gelyncht. De verzamelde menigte keerde zich tegen Paulus en Silas, waarna de stadsbestuurder hun de kleren van het lijf liet rukken en bevel gaf om ze te laten geselen. Nadat ze een groot aantal slagen hadden gekregen werden de mannen in de gevangenis opgesloten en kreeg de cipier de opdracht om hen streng te laten bewaken. Voor alle zekerheid bracht de cipier hen naar de meest geïsoleerde kerker die de gevangenis rijk was, en ketende hun voeten vast. 

Daar lagen ze. Er restte hen niets anders dan te bidden tot God. De pijn in hun wonden en hun geketende voeten zorgden ervoor dat ze geen oog dicht konden doen. Maar de tegenwoordigheid van de Heere was zo duidelijk aanwezig dat ze als vanzelf begonnen te zingen. Het geluid van hun gezang galmde door de gevangenis. Waar normaliter gekreun en gevloek te horen was, klonk nu een hemels geluid. Gebeden en lofprijzingen aan God! Alle gevangenen luisterden aandachtig. Plotseling klonk er een dreunend geluid, de aarde bewoog en de gevangenis schudde en trilde op haar grondvesten. Als door een onzichtbare hand werden alle boeien van de handen en voeten van de gevangenen verwijderd. Ratelend vielen ze op de grond. Iedereen was vrij! 

Het onwerkelijke geluid van de aardbeving en het gejuich van de gevangenen wekte de cipier. Zijn eerste impuls was om naar de gevangenis te rennen. Toen hij daar aankwam zag hij dat de deuren openstonden. Hij pakte zijn zwaard want het was hem duidelijk dat er een catastrophe plaatsgevonden had. Het kon niet anders of iedereen was er vandoor gegaan. Een cipier die zijn gevangenen liet ontsnappen werd daarvoor gestraft met de straf van de gevluchte misdadigers. Een flits en een klap, dan zou het voorbij zijn. Liever een snelle dood dan de langzame marteling van een veroordeling. 

Maar Paulus riep luidkeels: “ laat dat zwaard zakken! We zijn allemaal hier! “  

“ We zijn allemaal hier?” Niet te geloven. Bevend vroeg de bewaker om een toorts. Hij rende de gevangenis in en viel bevend op de grond. Hij kon zich niet voorstellen dat zijn leven nog lang zou duren. Die mannen zouden hem vermoorden, dat stond voor hem als een paal boven water. “ Zegt u mij heren, wat moet ik doen om gered te worden? ¨  vroeg hij gesmoord.

Het antwoord was verbijsterend, verrassend, en fantastisch mooi. 

“ Geloof in de Heere Jezus Christus. en u zult gered worden, u en uw huisgenoten. “ zei Paulus. Vervolgens deed hij de cipier uit de doeken wie Jezus was. Hij moet Hem verteld hebben over Zijn weergaloze liefde en trouw. Over het offer van Zijn verbroken leven, en Zijn Zelfopofferende liefde. De Geest kwam erbij en zorgde ervoor dat de cipier het geloofde. Niet alleen de cipier, ook zijn hele familie geloofde in het wonder van die nacht en in het wonder van Jezus. vervolgens werden ze allemaal gedoopt. Paulus was de woorden van Jezus niet vergeten: “ Wie geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden. “ ( Math. 28 ) 

De cipier nam iedereen mee naar zijn huis dat zich boven de gevangenis bevond en maakte een maaltijd klaar. Ze aten en dronken en de blijdschap en vreugde van God stroomden het huis binnen. 

 

One response to “Handelingen 16 : 25 – 34

  1. I see You’re in reality a excellent webmaster. This website
    loading velocity is amazing. It seems that you’re doing any distinctive trick.
    Moreover, the contents are masterwork. you have done a great task on this topic!
    Similar here: <a href="[Link deleted]online and also here:
    <a href="[Link deleted]sklep

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *