David ( 5 )

Nog nahijgend van de inspanning kwam David de legertent van koning Saul binnen. Het hoofd van Goliat droeg hij als een trofee bij zich. Saul bekeek het tafereel met groeiende belangstelling. Deze jongeman had heel Israël van een wisse ondergang gered! Hoewel hij dat wist liet Saul er niets van blijken. Nadat Saul en David met elkaar gesproken hadden nam Saul hem op in zijn leger en liet hem niet naar zijn ouderlijk huis teruggaan. De Heere zorgde er voor dat David vertrouwen kreeg, zodat hij door zijn bevordering aan het hof goed op zijn toekomstige taak als koning van Israël voorbereid zou worden. David werd direct naast Abner geplaatst, waarschijnlijk als overste van de koninklijke lijfwacht. Saul liet hem allerlei regerings- en pr zaken uitvoeren. David ging waar Saul hem zond. Zo leerde hij gehoorzamen voordat hij zelf bevelen zou gaan geven. 

De zoon van koning Saul – Jonathan – vatte een buitengewone genegenheid en vriendschap voor David op. Jonathan had al eerder het leger van de Filistijnen met hetzelfde dapperheid en rotsvaste geloof aangevallen als waarmee David de reus verslagen had. Vanaf het eerste moment dat Jonathan David zag had zijn ziel die van David herkend. Jonathan werd Davids beste vriend en bevestigde de vriendschap door een verbond met hem te maken. Als symbolische overeenkomst bood hij zijn jas, zijn harnas, zijn wapens en zijn riem aan David aan. David verwisselde zijn herderskiel voor een koninklijke legeruitrusting. Dat was geen overbodige luxe want Saul stuurde David linea recta de oorlog in. Elke oorlog werd door David gewonnen omdat de Heere bij hem was in alles wat hij deed. Het hele volk en alle dienaren van Saul waren daar ontzettend blij om. 

Het nieuws over de roemrijke overwinning van David ging als een lopend vuurtje door het land. In alle steden en dorpen waar het leger langs trok stonden de mensen de soldaten rijen dik op te wachten. De vrouwen zongen en dansten uitgelaten bij de vrolijke muziek van trommels en andere instrumenten. Ze zongen om de beurt en scandeerden de naam van David harder dan die van koning Saul. “ Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden! “ jubelden ze. David bleef er rustig onder.  Het  bleek dat de kracht van Gods genade in David was, en dat hij in staat was om de achting en de eer die hem bewezen werd te verwerken zonder trots of arrogant te worden. Het bleek duidelijk dat hij een goed hart en een verstandige geest in zich had. 

Dat nam niet weg dat er problemen rezen. David werd te enthousiast geprezen, iedereen was weg van hem.Onwillekeurig werd Saul jaloers op David. Hij vergat dat de mensen het alleen maar over Davids laatste oorlog hadden en helemaal niet van plan waren om Sauls vroegere overwinningen te bagatelliseren. Door Goliat te doden had David  alle Filistijnen verslagen die op die dag gesneuveld waren. Saul werd woedend en begon David te wantrouwen. Natuurlijk was het hof een broeinest van verraad. Sauls overspannen geest gaf een verkeerde uitleg aan de loftuitingen die Davids te beurt vielen. Zijn aanvallen van razernij overvielen hem weer. Wie toegeeft aan jaloezie en liefdeloosheid maakt ruimte voor de duivel, en zo verging het Saul. Hij wist niet meer wat hij deed en liep schreeuwend rond. Het was ijselijk om te zien want hij had een speer in zijn hand. De hele hofhouding maakte zich uit de voeten. David wist niets beters te doen dan zijn harp te pakken om er op te gaan spelen. Maar deze keer hielp het niet, zijn woedeaanval kon nergens mee gestopt worden. “ Ik steek je dood! “ brulde Saul door het liefelijke harpgeluid heen.  HIj gooide zijn speer maar David sprong behendig opzij. Saul gooide nog een keer, en miste opnieuw. Het aura van Goddelijke bescherming om hem heen werd zelfs door de koning opgemerkt. Hij werd bang en zag dat de Heere David hielp. In zijn hart groeide de beslissende zekerheid dat de Heere van hem geweken was. Deze wetenschap verscheurde zijn hart, hij wist nog goed hoe anders het geweest was. Vroeger, in het begin, toen de Heere hem geroepen had.

Saul kon het vaste geloof van David niet meer in zijn omgeving verdragen, hij stuurde David weg en gaf hem de leiding over duizend soldaten. Met dit kleine leger moest David overal de Filistijnen verjagen. Van elke strijd kwam David ongedeerd terug omdat de Heere hem bijstond. 

Saul zag hoe goed het met David ging. Hij werd erg bang voor hem. In tegenstelling tot de afkeer van Saul hielden alle mensen uit  Israël en Juda van David. David en zijn leger wonnen elke strijd. 

David was vol geloof, kracht en enthousiasme. In de velden van Efratha had hij geleerd wie God was. Nu kon hij zijn vaste geloof in praktijk brengen. 

In 2 Korinthe 9 : 8 zegt Paulus “ God is bij machte alle genade in u overvloedig te schenken, opdat u in alle opzichten, altijd van alles in overvloed voorzien, in alle werk overvloedig mag zijn. “ Deze uitspraak impliceert dat de Heere God in staat is om alle genade die een mens nodig heeft overvloedig te geven, zodat wij in alle werken die we doen succesvol zullen zijn. Deze genade van God is nog steeds dezelfde.  Zij stelt ons vandaag, morgen en overmorgen in staat om elk denkbaar werk dat door Hem is bepaald en voor Hem wordt gedaan op onze unieke levensweg goed te volbrengen. Dit te geloven biedt hoop en verwachting voor ons hart, en geeft kracht aan onze daden. 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *