Pinksteren ( 5 )

Op een dag voelde de profeet Ezechiël opeens de macht van de Heer. De Geest van God nam het mee en bracht hem naar een dal. Dat dal lag vol met botten. De Heere liet Ezechiël om het dal heen lopen. De profeet zag hoe ongelooflijk veel het er waren. Ze lagen over het hele dal verspreid, en waren helemaal uitgedroogd. De Heere vroeg aan Ezechiël: “ Mensenkind, denk je dat die botten weer kunnen veranderen in levende mensen? “ Ezechiël keek eens naar de uitgedroogde botten. Ze waren morsdood. “ Heere, mijn God, dat weet U alleen. “ antwoordde hij. Deze vraag gaf aan dat de profeet zich oprecht afvroeg of de botten nog een toekomst hadden. 

Rustig, maar met ontzag zei God: “  Spreek tegen deze botten. Zeg: Uitgedroogde botten, luister naar de woorden van de Heer. Ik ga jullie weer levend maken! Ik zal jullie bedekken met spieren en vlees en daar zal Ik huid omheen laten groeien. Ik zal adem in jullie blazen, zodat jullie weer levend worden. Dan zullen jullie begrijpen dat Ik de Heere ben. “ Ezechiël deed wat de Heere hem bevolen had. Gehoorzaam begon hij tegen de botten te praten. Zodra hij dat deed, hoorde hij een zacht geluid. Hij zag dat de botten naar elkaar toe bewogen, en dat ze aan elkaar vast gingen zitten. Er groeiden spieren aan, en vlees. Daaromheen groeide huid. Maar de lichamen leefden nog niet. 

Toen zei de Heere tegen Ezechiël: “  Mensenkind, spreek nu tegen de wind, en zeg: Dit zegt God, de Heer: Wind, kom uit alle richtingen en blaas adem in deze dode lichamen zodat ze levend worden! “ Opnieuw gehoorzaamde Ezechiël en hij sprak tegen de wind. Er kwam adem in de lichamen, en ze werden levend. Ze gingen allemaal rechtop staan. Ze vormden met elkaar een enorme massa mensen. 

De Heere zei ” Mensenkind, die botten zijn het huis van Israël. Ze zeggen: Het is afgelopen met ons! We hebben geen hoop meer. We zijn net als een hoop uitgedroogde botten waar geen leven meer in zit. “ Daarom moet jij tegen de Israëlieten zeggen: “ Dit zegt God, de Heere. Luister, mijn volk! Ik zal jullie weer leven geven. Net zoals ik graven open maak en dode mensen uit hun graf laat opstaan. Ik zal jullie bevrijden en terugbrengen naar het land Israël. Als dat gebeurt, zullen jullie begrijpen dat ik de Heere ben. Ik zal Mijn adem in jullie blazen, zodat jullie weer levend worden. Ik laat jullie weer in je eigen land wonen. Dan zullen jullie begrijpen dat Ik de Heere ben.  Dat is Mijn besluit. En wat Ik besloten heb, zal Ik ook doen! “ ( Ezechiël 37 : 1 – 14 ) 

Het stond er inderdaad niet best voor met het volk van Israël. Hoewel de Heere verzekerd had dat Hij het huis van Israël bijeen zou brengen om ze terug te laten keren naar hun eigen land, stonden twee belangrijke zaken de vervulling van deze beloften in de weg. In de loop der tijden had de Heere steeds vijandelijke legers gestuurd. Die hadden niet alleen het land kaal geroofd, maar bovendien het puikje van het volk meegenomen. Zo was het gekomen dat de elite van Israël in een diaspora terechtgekomen was. Helaas was er nog steeds vijandschap tussen de stammen van Juda en Efraïm, zelfs nog tijdens hun gevangenschap. Het was onmogelijk dat de Geest van God onder dergelijke omstandigheden levendig bleef. Geloof sterft waar vijandschap en ongeloof de boventoon voeren. Geen wonder dat de Heere het geloof van de weggevoerden met een dal uitgedroogde botten vergeleek. Ze stonden symbool voor de maatschappij van Israël na de catastrofale val van Jeruzalem. De stad was als een verslagen leger ( vs 10 ) vernietigd, diep vernederd, en hun doden waren niet eens begraven. ( Ez. 6 : 5 ) 

Gelukkig waakte de Heere over Zijn volk. Hij gaf Zijn knecht Ezechiël een helder inzicht in deze situatie. Dat verklaarde Hij hem in een visioen. Hij voerde Zijn knecht mee naar het midden van een vallei. Waarschijnlijk was het de vlakte waarover in Ezechiël 3 : 22 gesproken wordt. De Heere vergeleek de weggevoerde Joden met dit dal vol doodsbeenderen. Het leek onwaarschijnlijk dat ze ooit het levende sprankelende geloof van hun voorouders terug zouden krijgen. Maar, voor God was geen ding onmogelijk. 

Ezechiël geloofde in God en begon te profeteren. Heel precies ging hij de beenderen vertellen hoe dor en droog ze waren. God zegende zijn inspanning direct! Er gebeurde een wonder. Door de kracht van het Woord van God schuifelden de beenderen naar elkaar toe, en vormden ze een skelet. Ezechiël moest ook bidden. Gehoorzaam deed hij dat. In antwoord op Zijn gebed kwamen de dode botten tot leven. Woord en gebed bleken bijzonder doeltreffend. Toch bleven de botten nog dor en droog. Daarom moest Ezechiël nadrukkelijk aan de Heere vragen om de werking van de Heilige Geest. “ Kom uit de vier windstreken wind, en blaas in deze doden zodat ze weer gaan leven. “  riep hij moedig uit. In antwoord op zijn gebed kwam de Geest direct in hen. De levensgeest komt van God vandaan. Hij blies bij de schepping voor het eerst de levensgeest in de mens. Zo zal Hij dat ook doen aan het eind van de tijd, bij de wederopstanding. Voor de ogen van de profeet vormde zich een enorm leger. Met elkaar vormden zij het hele huis van Israël, de tien en de twee stammen. Ze waren  met z’n allen in een hopeloze situatie terechtgekomen. Hoewel ze niet naar de geboden van de Heere geluisterd hadden, en daarom veel straffen hadden moeten ondergaan, hadden ze een werkzaam geloof moeten houden. Geloof in de macht, de beloften en de voorzienigheid van God die hen door de mond van de profeten steeds beloofd had dat Hij Zich over hen ontfermen zou. 

Dit  visioen is een aangrijpend beeld van Israëls geestelijk herstel. Daar had de Heere niemand voor nodig, Hij deed het zelf. Maar toch Hij wilde er een nietig mensenkind voor gebruiken. We zien duidelijk dat de onvoorwaardelijke gehoorzaamheid van Ezechiël tot grote dingen leidde. Dat is een bemoediging voor  ons om ons leven aan deze God over te geven. Hij kan meer met ons leven doen dan wij ons ook maar in de verste verte voor kunnen stellen. ( MH, SV kantt. de Bijbel in gewone taal ) 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *