1 Tessalonicenzen 4: 1-8 / 5: 16,18,23,24
“Vrienden jullie horen bij de Heer Jezus Christus, net als ik. Luister daarom goed naar wat ik van jullie vraag. Jullie moeten leven zoals God het wil. Ik heb jullie verteld hoe dat moet doen, en jullie doen dat ook al. Maar het moet nog beter. jullie kennen de regels die ik jullie in opdracht van de Heer Jezus gegeven heb. Dit is wat God wil: jullie moeten een heilig leven leiden en je op seksueel gebied goed gedragen. Elke man moet een eigen vrouw kiezen, op een goede manier zoals past bij een heilig leven. Ongelovigen laten zich slechts leiden door hun slechte verlangens. Zij kennen God niet. Maar julli emoeten eerlijk met elkaar omgaan en elkaar niet bedriegen. Anders zal God jullie straffen, dat heb ik jullie vroeger al gezegd. God wil niet dat we ons op seksueel gebied slecht gedragen. Hij wil dat wij een heilig leven leiden. Die regels zijn niet door mensen bedacht. Ze komen van God, die jullie ook de Heilige Geest geeft. Wie zich niet aan die regels houdt, verzet zich tegen God. Ik hoef jullie niet te schrijven dat jullie van elkaar moeten houden. Want dat heeft God Zelf jullie al geleerd.
En wees altijd blij! En dank God altijd, wat er ook gebeurd. Want dat wil God van jullie, omdat jullie bij Christus Jezus horen.
Ik bid dat de God van de vrede jullie hele leven heilig maakt. Zodat jullie geest, en ziel en lichaam zuiver blijven. dan zullen jullie volmaakt zijn als onze Heer Jezus Christus terugkomt. God wil dat jullie bij Hem horen. Hij is trouw en doet wat Hij belooft.”
Het Leitmotiv uit de brief aan de Tessalonicenzen is heiligheid. De beschouwingen die de apostel Paulus neerschreef bieden antwoord op de vraag wat het doel van ons leven is. Paulus, Silvanus en Timotheüs moedigen de christenen in Tessalonica aan om naar Gods wil te leven. De aanhef van de brief – broeders en zusters ( adelphoi ) – geeft aan dat alle raadgevingen in een sfeer van goedmoedigheid gegeven werden en duidt op nieuwe relaties binnen het Koninkrijk van God. De jonge gelovigen waren aan elkaar gegeven door een gezamenlijke noemer: het geloof in Jezus Christus, de Zoon van God. Door deze familiaire uitdrukking werden mensen bij elkaar gebracht die normaal gesproken helemaal geen familie van elkaar waren. Maar God was hun aller Vader geworden, en daarom waren ze nu elkaars broers en zussen. Het nieuwe leven stond onder gezag van de Heere Jezus Christus. Alle raadgevingen en vermaningen werden op gezag van God de Vader gegeven. Het waren geen vrijblijvende adviezen, maar duidelijke richtlijnen. De praktische levenswandel van de gemeenteleden kenmerkte zich door de positie van de heiligheid. ( 1 Tess. 3: 13/ 4: 3,7).
Alles wat het apostelteam meegaf, was de gemeenteleden reeds bekend van een vorig bezoek van Paulus. ( 1 Tess. 2: 12, 13 / 2 Tess. 2: 5 / 2: 15 / 3: 6 )
Het evangelie leerde de mensen niet alleen anders denken, maar ook anders doen. De pasbekeerden moesten waardig voor God leven, om door die mooie levenswandel God te verblijden. In Tessalonica zag de praktijk van de Godzaligheid er in essentie best goed en mooi uit. Maar hier op aarde zou ook hun christelijk leven nooit tot volmaaktheid komen, en er zou altijd nog wel iets te verbeteren blijven. Heiliging is een levenslang proces, wat pas in de hemel tot voltooiing en volmaaktheid komen zal. Terwijl wij dagelijks gedoemd zijn om het onvolmaakte onder ogen te zien, hebben we de verzekering en troost dat het in het toekomende leven door God zelf vervolmaakt zal worden, aldus Paulus. ( 1 Tess. 3: 13 / 5: 23)
‘Jullie weten‘ schreef Paulus, refererend aan het vroegere onderwijs van het evangelisatieteam van Paulus. Het was tevens een beroep op de mensen in Tessalonica om actief mee te blijven denken. ( 1 Tess. 1: 5 / 2 : 1,2,5,11 / 3: 3, 4 )
God verlangde naar een volk dat heilig voor Hem zou staan. Hoewel 1 Tessalonicenzen nergens de Thora noemt, bevat de argumentatie van Paulus wel diverse toespelingen en verwijzingen naar de Thora.
Heiliging heeft zowel een Goddelijke als een menselijke kant. In essentie betekent heiliging: je afkeren van het kwaad, en toe keren naar het goede. Van Gods kant is heiliging het werk van de Heilige Geest in de gelovige. ( 1 Tess. 5: 23, vgl Filip. 2: 13 en 1 Tess. 1: 11).
Allereerst moesten de christenen zich onthouden van seksuele immoraliteit ( porneia ). De apostelen in Jeruzalem hadden deze regels voor al de volken aan wie het evangelie gebracht werd opgesteld. Op dit convent waren ook Paulus en Silas aanwezig geweest. ( Hand. 15: 22, 27). Deze regels brachten ze mee naar Tessalonica. Het ging om alle onwettige seksuele omgang die binnen de heidense tradities heel gewoon waren en buiten het huwelijk plaatsvonden. In de Macedonische hoofdstad Tessalonica was de seksuele immoraliteit met goden als Dionysos, Aphrodite, en de Cabeiren verboden. Er was grote tolerantie op elk gebied en de mensen werden zelfs aangemoedigd om een vrij seksueel leven te leiden. Vooral als je ongetrouwd was, maakte het niets uit hoe je leefde. Er zijn veel oude geschriften gevonden die ongegeneerd beschreven hoe de mensen en goden zich op seksueel gebied met elkaar verhielden. Daarvan mocht nu geen sprake meer zijn.
Joden en christenen kozen een totaal andere weg. Volgens de voorschriften van de wet van God kozen ze voor een heilig leven, met één huwelijkspartner. Dat zorgde ervoor dat ze als merkwaardig te boek kwamen te staan bij de heidenen. Het apostelteam riep dan ook alle mannen en vrouwen op om een heilig huwelijksleven voorop te stellen.
Een christen moest goed zorgen voor zijn eigen lichaam, en voor dat van zijn huwelijkspartner. Ze dienden ook binnen het huwelijk respectvol met elkaar om te gaan.
Volgens de regels uit die tijd waren respect en reinheid binnen het huwelijk een zeldzaamheid. Alle oude heidense gebruiken waren nog lang niet verdwenen, het was kort gezegd vaak nog een zooitje binnen en buiten de huwelijken.
‘Een leven in heiligheid was niet mogelijk zonder God’ stelden de opstellers van alle regels. Maar niet voor niets hadden de nieuwe gelovigen Gods Heilige Geest ontvangen, die hen zou helpen om zich aan de nieuwe regels en voorschriften te houden. Gods Heilige Geest geeft kracht om zich aan Gods wetten te houden, en verleidingen te weerstaan. Hij is het ook die mensen naar God leidt.
Paulus had nog veel meer te zeggen, maar we beperken ons hier tot zijn aansporingen om altijd blij te zijn. Vreugde is een normaal element in het leven van christenen. Ze is niet afhankelijk van onze omstandigheden omdat God Zelf de Bron ervan is.
De uitdrukking ‘God van de vrede ‘ komt van God zelf vandaan en vind je ook op andere plekken in het N.T. ( Rom. 15: 33 / 16: 20 / 2 Kor. 13: 11 / Filip. 4: 9 / 2 Tess. 3: 16 / Hebr. 13: 20 ) Deze uitdrukking duidt op God, Hij is het die dit alles graag zo wil hebben, en de mensen die Zijn wil doen, zegent.
Heiliging zorgt ervoor dat wij onszelf zuiver en rein bewaren tot de komst van Jezus.
Geest, ziel en lichaam vormen met elkaar een omschrijving voor de hele mens. Ziel en geest zijn het psychische gedeelte en en het lichaam is het lagere, aardse, somatische gedeelte.
Het was een brief met veel diepgaande vermaningen geworden. Niet zo eenvoudig te verteren, en zeker niet na te volgen. De Tessalonicenzen moesten hun hele leven totaal veranderen. Gelukkig hoefden ze dat niet alleen te doen, en ze hadden iets wat ze vroeger niet bezaten: een hoopvolle toekomst! Christus had de dood verslonden, het eeuwige leven lag als een glanzende erfenis op hen te wachten.