De derde zendingsreis ( 17 )

Handelingen 27 : 34 / 28 : 6 

Gelukkig de mens die een krachtige persoonlijkheid als Paulus tot gezelschap heeft! De nieuwe dag schemerde nog maar nauwelijks door het woeste donker of Paulus riep iedereen bij elkaar. Ze stommelden wat om hem heen toen hij berispend mopperde:  “ Jullie zijn nu al 14 dagen doodsbang, en al die tijd hebben jullie niets gegeten. Er staat ons nog een zware expeditie te wachten, en daarom is het noodzakelijk dat jullie wat eten. Anders zal jullie de kracht ontbreken om jezelf in veiligheid te stellen. Ik verzeker je dat er niets met jullie gebeuren zal. 

Zwakke, bevende, en twijfelende mensen zouden zonder twijfel omkomen. Er moest iets gebeuren! Resoluut nam Paulus een brood en dankte God. Het verzwakte hoopje reizigers keek toe hoe hij het brood in stukken brak en begon te eten. “ Ik zeg je dat jullie allemaal beslist in leven zullen blijven, en daarom: eet! “ zei hij krachtig. Paulus dankte midden in een zware storm, terwijl er eigenlijk geen hoop was. Onwillekeurig gehoorzaamde iedereen, nam van het brood en begon te eten. Nieuwe kracht stroomde hun lichaam binnen. In totaal waren er 276 mensen op het schip, en ze aten. Toen iedereen genoeg gegeten had, kieperde de bemanning de hele lading graan uit het schip. Ze hadden alle andere goederen en het gereedschap al eerder aan de zee prijsgegeven, nu restte hen niets meer dan het vege lijf.

Het was intussen dag geworden. De storm had nog totaal niet aan hevigheid ingeboet. Niemand kon zeggen welk land het was waar zij zich nu bevonden. Zelfs de ervaren zeelieden waren het spoor volkomen bijster geraakt. Er vormde zich een inham voor hun ogen, maar welke baai of kust het betrof, daar hadden ze geen notie van. Het leek maar het beste om recht op de kust af te koersen. De matrozen haalden de ankers op, en maakten de touwen los waarmee het roer vastgebonden zat. Onhoorbaar verdwenen die in het water. De stuurman had grotere bewegingsruimte nodig om het schip naar de kust te manoeuvreren. Het razeil werd opgehaald, en de stuurman en kapitein probeerden zo snel ze konden het schip richting naar de kust te leiden. Opeens viel alles met een doffe klap volkomen stil. Het schip liep op een zandbank.  Er was geen beweging meer in te krijgen. De woedende golven begonnen meedogenloos het achterste deel van het schip in stukken te breken. Onder de soldaten onstond een lichte paniek. Ze waren met misdadigers op reis gegaan. Dat tuig zou hun kans waarnemen om er vandoor te gaan. De ruwe Romeinse soldaten wilden de hele groep gevangenen daarom het liefst doden, dan waren ze van alle risico`s af. Maar de officier hield hen tegen. Hij wilde Paulus vertrouwen niet beschamen, daarom gaf hij bevel dat iedereen in zee moesten springen. De mensen die konden zwemmen het eerst, en daarna de rest. Er dreef inmiddels zoveel losgeslagen scheepstuig rond dat het niet moeilijk was om een reddingsplank, boei, of een deel van het schip te bemachtigen en daarmee aan land te komen. En zo kwamen alle mensen door Gods voorzienigheid veilig aan land!

Ze waren nog maar net aangespoeld toen allerlei nieuwsgierige inheemse hoofden opdoken. Paulus hoorde zeggen dat ze op het eiland Malta aangekomen waren. Ze werden allerhartelijkst ontvangen. Iemand stak een groot vuur aan, want het was koud, en het regende. De ongebroken en onvermoeibare Paulus was alweer op zoek naar brandstof Hij sprokkelde van alles bij elkaar en gooide de takken op het vuur. De vlammen kronkelden zich gretig om het hout, iedereen warmde zich aan het vuur. Ineens kronkelde er een hele enge slang uit de takken! De slang beet zich vast in de hand van Paulus. Iedereen stond erbij en keek ernaar. De bijgelovige inheemse mensen keken met grote ogen naar wat er gebeurde. Ze wisten dat de voorbijreizende schepen altijd gevangenen met zich mee voerden, die op reis waren naar hun berechting in Rome. “ Die man is vast een moordenaar! De goden straffen hem, want hij ontsnapte aan de zee. Maar hij kan zijn lot niet ontlopen, hij sterft!” riepen ze tegen elkaar.

Maar Paulus was niet gewond. Hij raakte niet in paniek en bleef een wonderbaarlijke tegenwoordigheid van geest houden. Hij liet zien dat hij God echt aan zijn rechterhand wist. ( psalm 121 ) Hij slingerde de slang met een krachtig gebaar van zich af. Sissend kwam het dier in het vuur terecht en verbrandde. De barbaren van het eiland keken Paulus aan. Ze staarden naar zijn hand en verwachtten dat die elk moment enorm op zou zwellen. Maar er gebeurde helemaal niets. Ongelooflijk! Dan was Paulus geen misdadiger, maar een god! De stemming sloeg faliekant om. Zo maakte God Zelf de weg vrij voor de verkondiging van het Evangelie.

 

Geef een reactie