Psalmen 51

Psalm 51

Ontzondig mij met hysop, zodat ik rein wordt; was mij, zodat ik sneeuwwit wordt.

PSALM 51:9 (Weergave DB 1545)

Psalm 51 is de vierde in een serie boetpsalmen. De andere psalmen zijn Psalm 6, 32, 38, 102, 130, 143. Er bestaat geen andere psalm waarin het zo uitgebreid en expliciet over het doen van schuldbelijdenis gaat. Deze psalm is een klaaglied, maar toch ook weer niet helemaal, omdat het aspect van boete en berouw dat je uit de psalm opleest, belangrijker is dan de klacht die hier geuit wordt. 

In het opschrift van de Psalm wordt vermeld dat David psalm 51 gecomponeerd heeft. Hij deed boete nadat de profeet Nathan hem op zijn zonde gewezen had. Schuldbelijdenis, berouw en vergeving beperken zich niet tot een specifiek deel van de psalm, maar vind je in meer gedeelten van het psalter. Toch lijkt de nadruk in het begin van het gedicht meer op berouw te liggen, en in het vervolg van de psalm meer op het gebed om vergeving. 

Het opschrift van psalm 51 is uitvoeriger dan meestal het geval is, en de concrete aanleiding is de confrontatie die de profeet Nathan aanging met David na zijn overspel met Batseba. ( 2 Samuel 11 – 12 ) De taal die de dichter bezigt is eufemistisch maar wil zonder twijfel de ongeoorloofde seksuele relatie noemen. De zonde van de georganiseerde dood van Uria, de man van Batseba, wordt niet genoemd, maar speelde natuurlijk op de achtergrond mee in de belijdenis van zonden. ( vs 16 ) want David had het over meervoudige overtredingen. ( vs 3, 5 ) David had geen oog voor zijn zonden totdat de profeet Nathan hem daarop gewezen had. Toen brak zijn weerstand. 

David stortte zijn hart uit, smeekte om genade en deed een beroep op Gods trouw en barmhartigheid. Hij wist dat hij alleen daardoor de kans had om weer in genade aangenomen te worden. David wist dat Gods trouw groter was dan zijn zonden. David wist en doelde steeds op Gods verbondstrouw: een liefde vol genade en trouw. Ook de bewogenheid van God werd door David benadrukt, doordat het tweede vers over barmhartigheid sprak. “ Wees mij genadig God, in Uw trouw. U bent vol erbarmen, doe mijn daden teniet. Was mij schoon van alle schuld, reinig mij van mijn zonden. “ 

De smeekbede over het wegvagen van zijn overtredingen is de eerste van drie gelijksoortige overtredingen. Zo gaf David aan dat hij van ieder aspect van de zonde schoongewassen wilde worden. 

De tweede vraag is de vraag om schoongewassen te worden van ongerechtigheid. ( vs 4). Weliswaar had David meer wandaden gepleegd, maar ze waren samen te vatten als een groter geheel. Het werkwoord dat hier in de grondtaal wordt gebruikt, wordt normaal gesproken niet gebruikt voor het afspoelen van het lichaam met water, maar voor het wassen van kleding met loog. Het geeft het verlangen van de dichter aan, die besefte dat hij een diepe reiniging nodig had.  

In het tweede versdeel van vers 4 komt de derde bede naar voren, met een gelijke strekking. “ Was mij schoon van alle schuld, reinig mij van mijn zonden. “ 

Hier vroeg David opnieuw om reiniging. Dit woord werd wel gebruikt voor de reiniging die voorgeschreven werd met betrekking tot de cultus. ( Lev. 11 : 32 / 13 : 6 ) Deze reiniging was noodzakelijk om tot God te mogen naderen. Met deze woorden drukte de dichter uit dat hij zich bewust was van het feit dat zijn zonden tussen God en hem instonden. 

Het volgende vers werkte dit bewustzijn verder uit. Zonder excuses te maken gaf de dichter aan dat hij schuldig was. Het was voor hem geen goedkope mededeling maar een noodzakelijke stap naar vergeving. 

David was zich bewust van het feit dat de enige Rechter over zijn hart God was. Batseba noch Uria, waren dat. Daarom schreef hij: “ Tegen U alleen heb ik gezondigd. “ David had in zijn zonden primair met God te maken. 

Deze belijdenis is van groot belang in de hele psalm. De nederige houding van de zondaar was een primaire voorwaarde voor de vergeving die hij bij God zocht. 

David verdiepte zijn schuldbelijdenis door te stellen dat hij vanaf zijn geboorte zondig was. Het menselijk bestaan kan niet losgekoppeld worden van de zonde omdat wij erfzonde in ons hebben, die wij van Adam hebben meegekregen. Haaks op de levenshouding van de dichter stond zijn verlangen naar God. Hij verlangde naar waarheid en wijsheid die diep in de mens wortelen en zijn leven bepalen. Die wijsheid kan geen andere bron hebben, dan God alleen. Het gaat Hem niet om een mooie buitenkant met offers, maar om de innerlijke waarheid. 

Nadat hij belijdenis van schuld had gedaan, groeide de vrijmoedigheid bij David. Hij had de hand van God drukkend op zijn hart en leven ervaren, maar verlangde ernaar om weer in Gods gunst te worden aangenomen om met vrijmoedigheid deel te kunnen nemen aan de vreugdevolle Godsdienstige feesten in Jeruzalem. Daarom smeekte hij om ontzondigd te worden met hysop. Dat is een kleine plant met wollige haren die in het Oude Israeĺ vaak als kwast gebruikt werd. Deze plant werd door de priesters gebruikt om mensen of huizen te reinigen van melaatsheid. ( Lev. 14 : 4, 6 ) of om te reinigen nadat iemand met een dode in contact was geweest. ( Num. 19 : 6, 18 ) Met het noemen van deze plant gaf de dichter aan dat hij God nodig had, en niet op eigen kracht gereinigd kon worden. 

Zo gaat het ook in ons leven. Wie gezondigd heeft, voelt zich schuldig. ( 2 Sam. 24 : 10 / Ezra 9 : 5 – 7, 15 / Psalm 38 : 5 ) Christus is gekomen om de mens van schuld te overtuigen. ( Johannes 15 : 22 – 24 ) De Heilige Geest zal de wereld zijn schuld bekendmaken. ( Johannes 16 : 7 – 11 ) De enige oplossing is Christus. ( Romeinen 5 : 12 – 17 ) 

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *