De beschrijving van het Heil door Johannes
Jezus Christus is anders dan alle mensen die ooit op aarde geleefd hebben. God had Hem Zijn Heilige Geest in overvloed gegeven (Joh.3:34).
Het was een uitvloeisel van Zijn liefde voor Hem (Joh.5:20/ 10:17/15:9/17:23,26) en heeft alles te maken met de unieke verbondenheid die er tussen de Vader en de Zoon bestaat.
Het is aan de liefde van de Vader eigen om royaal te geven ( Joh.3:16/13:1/14:31/1 Joh.3:1,16/Joh.4:10). Tegenover de Zoon komt dit heerlijke feit met name tot uitdrukking dat Hij Hem alles in handen gegeven heeft.
‘Iets in de hand van een ander geven’ is een oud-Hebreeuwse omschrijving van het overdragen van bevoegdheid en macht. In dit verband moeten we denken aan de macht over alle mensen waarover Jezus het heeft in het Hogepriesterlijk Gebed ( Joh. 17:2/ Joh.13:3).
Als de waarachtige Zoon heeft Jezus van Zijn Vader de volmacht gekregen om aan degenen die Hem zijn toevertrouwd het eeuwige leven te geven ( Joh.1:16). Dat veronderstelt de bevoegdheid om door het spreken van Gods eigen woorden ( Joh.3: 34) hun de weg van het Heil aan te wijzen. Zo beschikt Jezus tegelijkertijd de volmacht om te oordelen ( Joh.5:22,27). Vandaar dat er zoveel van afhangt of wij wel of niet in Jezus Christus geloven.
Omdat God de Vader Jezus de beschikking gegeven heeft over de mensen is Hem ook de beslissing verleend over ons eeuwig wel en wee. Doorslaggevend is of wij in Hem geloven. Als wij dat doen, hebben we eeuwig leven. Opnieuw gebruikte Johannes het werkwoord ‘ ‘geloven’ pistueo om aan te geven dat het niet om iets abstracts gaat.
‘Geloven’ is: de woorden van God gehoorzamen ( Rom.1:5/ 5:19). Het gaat erom dat wij Zijn Woord en getuigenis aannemen ( Joh.1:33/ Joh.17:8), en dat we trouw zijn aan Zijn Woord ( Joh. 8:31,51/ Joh.15:7,14). Als we dat doen dan is het eeuwige leven nu al ons deel ( Joh. 5:24/6:47/1 Joh.3:14).
‘Aionios’ ( eeuwig ) wijst op de Goddelijke kwaliteit van dit leven, maar tegelijkertijd ook op de duurzaamheid ervan. ( vlg Joh. 6: 51,58/ 8:51/Joh.11:26). We mogen nooit vergeten dat het tegendeel waar is als we aan Gods oproep om te geloven ongehoorzaam zijn. Dan zullen we het eeuwige leven niet zien, en blijft de toorn van God op ons rusten. Johannes heeft een bijzondere beschrijving gemaakt van Jezus. Hij begon zijn proclamatie van het Evangelie niet met het begin van Jezus` optreden zoals Marcus, of met de gebeurtenissen rondom Jezus` geboorte zoals Mattheüs en Lucas, maar hij heeft de eeuwige verhouding tussen de Vader en de Zoon zorgvuldig uitgewerkt in een reeks parallelismen ( Joh.1: 1-2/ 18).
De Zoon die het heil openbaart is de Schepper, het Leven en het Licht ( Joh. 1: 3-5). De Goedheid en Waarheid. Hij heeft op Zijn beurt ook ons overstelpt met Zijn overvloed. Een overvloed die de Wet ons niet kon geven ( Joh. 1: 16-17). Johannes de Doper getuigde hiervan ten overstaan van de mensen ( Joh. 1:6,8,15). Want het Licht is in de wereld gekomen om daar de grootheid van God te laten stralen, die was in de Zoon die mens werd ( Joh. 1:14).
Hij werd door de Zijnen verworpen, maar anderen hebben Hem ontvangen en geloofden in Hem ( Joh. 1:11,12). En het is hun voorrecht om Gods kinderen te worden. Het Evangelie beschrijft deze luisterrijke en tegelijkertijd tragische geschiedenis.
God heeft al het nodige gedaan om de mensen te bereiken en hun Gods genade te schenken, zodat zij Zijn kinderen zouden worden. Het doel van het Evangelie is om de Messias aan lezers en hoorders voor te stellen, zodat zij Hem ontvangen en kinderen van God worden (Joh. 20:31).
Daarvoor moeten zij ( en wij ) uit God geboren worden ( Joh. 3: 1-21).
Bronnen: De studiebijbel online /studiebijbel in perspectief / kanttekeningen SV