Psalmen 19 : 8 – 15

De wet van de Heer is volmaakt, Zijn wet geeft mensen weer kracht.
De woorden van de Heer zijn betrouwbaar, het zijn wijze lessen voor jonge mensen.
De opdrachten van de Heer zijn goed, ze geven mensen vreugde.
De regels van de Heer zijn duidelijk, ze geven mensen nieuwe kracht.
De woorden van de Heer zijn volmaakt, en ze gelden voor altijd.
De wetten van de Heer zijn betrouwbaar, ze zijn allemaal goed.
Ze zijn meer waard dan het zuiverste goud, ze zijn beter dan de zoetste honing.
Heer ik laat me door Uw wetten leiden, en U beloont me daarvoor.
Vergeef me wat ik verkeerd doe, ook de fouten die ik onbedoeld maak.
Bescherm me tegen slechte gedachten.
Laat die geen macht over me krijgen.
Dan zal ik zijn zoals U het wilt, dan doe ik geen verkeerde dingen.
Heer, luister naar de woorden van dit lied.
Het is mijn geschenk aan U.
Bij U ben ik veilig,
U bent mijn Redder. 

Groter dan zon of maan, dag of nacht of welke andere planeet dan ook, is de Goddelijke openbaring. De uitwerking van het tweede deel van psalm 19 is de weg van de mens binnen het raamwerk van Gods geboden. Met die geboden worden alle regels en voorschriften bedoeld, die Jahweh ooit aan Mozes heeft gegeven. Ook hier kun je een beweging van abstract naar concreet waarnemen. De lofzang op de Thora wordt toegepast op het hart van de dichter. Het steekt allemaal schitterend in elkaar. De lofzang op de Thora begint met drie verzen waarin vanuit verschillende invalshoeken naar het onderwijs en zijn uitwerking op de mensenziel wordt gekeken. David heeft twaalf stellingen neergezet, waarbij de tweede helft van het paar voortvloeit uit het eerste. De Thora wordt ‘ volmaakt ‘  genoemd, dat is compleet, helemaal goed, excellent. Ze geeft een mens levenskracht. ( vs 8 ) Wat God zegt is volkomen betrouwbaar, biedt houvast, en verleent elk mens wijsheid. Alles wat de Heere zegt is feitelijk een sleutel die de schatkist van de opperste wijsheid opent. Wat God beveelt is logisch, en duidelijk, je word er blij van. Gods geboden zijn duidelijk en helder, ze lichten bij op je levenspad. Je bent door die geboden in staat om te onderscheiden tussen goed en kwaad. 

 

Ontzag en respect voor de Heere zijn een zuiver iets, ze houden dan ook voor eeuwig stand. Gods besluiten zijn waar, en rechtvaardig. De dichter komt tot de conclusie dat Gods geboden veel aantrekkelijker zijn, en meer schoonheid in zich hebben dan de grootste overvloed van zuiver goud, en ze smaken beter en zoeter dan de beste honing, die zo uit de honingraad afkomstig is. 

Nu is het tijd voor de dichter om zelf aan het woord te komen. ( vs 12 ) David laat zich door de geboden van God leiden en onderwijzen. Het houden van Gods geboden wordt beloond. 

De wet van de Heere is volmaakt, vrij van elk bederf, volmaakt gevuld met alle goeds, en volmaakt geschikt voor het doel waartoe ze is bestemd. ( 2 Tim. 3 : 17 ). Je hoeft er niets meer aan toe te voegen of van af te halen. Ze kan de ziel bekeren, en ons terug brengen naar onszelf, naar de Heere en naar alles wat Hij van ons vraagt. Het getuigenis van de Heere is gewis. Het is een fontein van duurzame hoop. Iedereen die zich er niet te goed of te wijs voor voelt, zal wijsgemaakt worden door het woord van God. 

De bevelen van de Heere zijn gegrondvest op recht en waarheid. Ze zijn precies in overeenstemming met de eeuwige regels, en met de beginselen van goed en kwaad. Ze zijn zo goed dat ze je hart echt blij maken. De wet, zoals we die zien in de hand van Christus geeft vreugde en blijdschap. Het gebod van God is zuiver, het is het middel dat de Geest gebruikt om onze ogen te verlichten. Het laat ons zien waar we de fout in gaan, en geeft ons gelegenheid om onze fouten te herstellen. 

De vrees des Heeren zal onze levensweg louteren. De ceremoniële wet is allang afgeschaft, maar deze wet blijft altijd dezelfde. Door alle eeuwen heen is goed en fout ook goed en fout gebleven in Gods ogen.  De rechten van de Heere – al Zijn voorschriften – kregen gestalte in Zijn oneindige wijsheid, ze zijn allemaal uit één stuk. 

Op dit punt aangekomen moest David eerlijk zeggen dat hij er niet in geslaagd was om alle geboden van God volmaakt te houden, maar hij begreep heel goed dat elke overtreding een dwaling en afwijking was van de regel waarnaar God wil dat wij leven.Omdat David dat erkende, begon hij ook gelijk een gebed. Alle bijzonderheden van zijn overtredingen waren het zijns inziens niet waard om precies in ogenschouw te nemen. Hij veegde ze allemaal op één hoop en riep het uit: ‘ reinig mij van mijn verborgen afdwalingen, Heer, mijn God! ‘ Dat wilde hij omdat hij dan helemaal gaaf en goed voor God zou kunnen verschijnen. ‘ Dan zal ik oprecht zijn, en rein van grote overtredingen ‘ zei hij. 

Uiteindelijk nam David de gelegenheid te baat om God te vragen zijn gedachten en gebeden te aanvaarden. Hij zei oprecht en vroom dat God alles voor hem was.  Hij vroeg God om alles wat Hij in Zijn dienst deed, te aanvaarden. David noemde God zijn Rots, en Bevrijder. Dat kan om verschillende redenen het geval geweest zijn. Psalm 19 noemt twee aspecten van de openbaring van God. Die in de natuur, en die via de Thora. De meeste mensen hebben grote achting voor de openbaring van God in de natuur, en voor de ontdekkingen van de wetenschap, maar niet voor het woord, en de wet van God. Door genade heeft David ingezien dat de kennis van God ver te verkiezen is boven die van de aarde. 

One response to “Psalmen 19 : 8 – 15

Geef een reactie