Mattheüs 27: 10-12

 

Hoewel Mattheüs geen officiële beschuldiging noemde, geeft de vraag die hij Jezus stelde wel aan dat de voornaamste aanklacht tegen Jezus de vraag was of hij de Messias was, of niet. De overpriesters hadden de gewoonte om de Messias in politieke termen aan te duiden als ‘de Koning der Joden. ‘ Dit verweten ze Jezus diep. Hij had de euvele moed aan de dag gelegd om zichzelf zo te noemen. De woorden van de prefect refereerden aan de aanklacht zoals het Sanhedrin die overgebracht had aan Pilatus, en die Jezus voorstelde als een gevaar voor het Romeinse gezag. ( zie  ook Lucas 23  3 ). 

De Heere Jezus was niet onder de indruk van de beschuldiging. Hij antwoordde er maar heel beperkt op, zei alleen: ‘u zegt het’. Het was een bevestigend, maar tegelijkertijd dubbelzinnig antwoord. 

Een heel bijzondere situatie. Normaal gesproken verdedigde een beschuldigde zich. De rechter was verplicht om hem daar de gelegenheid voor te geven. Door zijn antwoord gaf Jezus het oordeel terug aan de vraagsteller. Jezus wilde zich niet verantwoordelijk stellen voor alles wat de Joden onder ‘ koning der Joden ‘ verstonden. (Joh.18:33-37) 

Als het antwoord van Jezus ( vs 11 ) ondubbelzinnig bevestigend was geweest, dan had Pilatus de veroordeling niet kunnen uitstellen, anders had hij zich schuldig gemaakt aan hoogverraad. Maar nu dit niet zo was, gingen de leden van het Sanhedrin gewoon door met hun aanklachten tegen Jezus. Mattheüs heeft geen specifieke beschuldigingen genoemd, maar het lijdt geen twijfel dat de leden van het Sanhedrin zich in allerlei bochten wrongen om Jezus ter dood veroordeeld te krijgen. Maar Jezus zweeg. 

Pilatus verwonderde zich heel erg. Hij maande de beklaagde om zich te verdedigen, maar Jezus ging niet op zijn woorden in. Alle valse beschuldigingen dropen als water van Hem af. ‘Waarlijk, Hij liet zich verdrukken, en deed Zijn mond niet open. Als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, deed Hij Zijn mond niet open‘ ( Jesaja 53: 7 ). Opnieuw ging een oude profetie in vervulling, maar niemand had er erg in. 

De angsten en pijnen van Jezus waren nergens mee te vergelijken. Niemand heeft ooit zo geleden als Hij.Hij verdiende het om als Koning van alle koningen ontvangen te worden door het Sanhedrin, maar werd totaal veracht en afgewezen. In Zijn angst en lijden had Jezus oneindige macht tot Zijn beschikking. ‘ Denk je dat Ik Mijn Vader niet kan bidden, en Hij zal Mij dadelijk meer dan twaalf legioenen engelen terzijde stellen? ‘ ( Matth. 26: 53).Maar dat deed Hij niet. Op het moment dat elk rechtsgevoel had moeten schreeuwen dat hier iets uitermate onrechtvaardigs gebeurde zweeg Jezus ‘ Die als Hij uitgescholden werd, niet terugschold, als Hij leed niet dreigde ( 1 Petrus 2: 23 )’ Niemand heeft ooit zoveel onrecht verdragen zonder wraakzucht. 

Dit alles overkwam de ‘Vriend van zondaren ‘ totaal alleen, en in de steek gelaten. Wij mensen kunnen niet begrijpen dat dit allemaal gebeurde omdat God de Vader dit plan gemaakt had, en God de Zoon het volledig had aanvaard. De Schriften moesten vervuld worden. Het lijden en het zwijgen van Jezus waren het werk van een soevereine macht. ‘ Niemand neemt het leven van Mij, Ik leg het uit Mijzelf af’ ( Joh. 10 : 18 ) 

Dat gebeurde allemaal zodat wij zouden kunnen leven. De Zoon des mensen is gekomen om Zijn leven te geven tot een losprijs voor velen. ‘( Marcus 10: 45 ) Dat is de heerlijkheid van dit vreselijke lijden. 

 

One response to “Mattheüs 27: 10-12

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *