“Simon, Simon, weet dat satan jullie voor zich heeft opgeëist om jullie als graan te mogen zeven. Maar Ik heb voor je gebeden dat je geloof niet zou bezwijken. En als jij eenmaal tot inkeer gekomen bent, moet je je broeders versterken. Simon antwoordde: Meester ik ben zelfs bereid om met U de gevangenis in te gaan en te sterven. ‘ Maar Jezus zei: ‘ Ik zeg je Petrus, deze nacht zal de haan niet kraaien voordat je driemaal geloochend hebt dat je mij kent.”
Ziften is het schudden van een zeef, het scheiden van kaf en koren. Door alles wat er aan het einde van Zijn leven met de Heere Jezus zou gebeuren zouden de leerlingen zo geschokt worden dat ze hun geloof in Jezus bijna zouden verliezen. Jezus, die alles wist, sprak Simon daarover aan en noemde zijn oude naam. Hij noemde Hem geen Petrus, geen rots. Maar gewoon weer Simon, zoals vroeger. ‘Simon, Simon’ zei Hij. De hel uitspraak van Jezus was niet alleen voor Petrus, maar ook voor de andere leerlingen bestemd. Door de rol die Jezus aan de satan toeschreef komt het verhaal in het licht van de situatie van Job te staan(Job 1,2). De satan is degene die achter elke zonde en verzoeking zit, ook achter de verloochening van Petrus. Het was de satan gelukt om Judas ten val te brengen, en hij wilde niets liever dan ook de andere leerlingen ten val brengen. Hij zou zijn vurige pijlen vooral op Petrus richten. De moedigste, en meest charismatische volgeling van Jezus.
Wat een geluk dat Jezus Zich tegenover de satan als Pleitbezorger op wilde stellen. Bij de voorbede van Jezus kunnen we denken aan Zijn positie als advocaat ( 1 Joh. 2:1). Hij wilde pleitbezorger zijn bij Zijn Vader voor een man die hem zou verraden. Jezus ging nog verder, Hij bad of het geloof van Petrus stand zou houden, en niet zou bezwijken onder alle beproevingen die op hem af kwamen. De voorbede van Jezus was een garantie dat dit ook niet zou gebeuren.
Petrus keek Zijn Meester aan. Hij vond het onwaarschijnlijk en het leek hem volkomen absurd wat Jezus zei. ‘ Meester, al zou ik de gevangenis in moeten, dan zou ik dat voor U doen. Ik wil zelfs voor U sterven!’ zei hij heftig. Petrus meende wat hij zei. Zijn hart stroomde over van liefde voor de Meester die hem en zijn broeders zoveel wijsheid had bijgebracht en die hij zoveel wonderen had zien doen. Hij wist dat Johannes de Doper gevangen was genomen voordat hij onthoofd werd en hij dacht dat dit ook met Jezus zou kunnen gebeuren. Hij was ervan overtuigd dat Hij met Jezus mee zou gaan de gevangenis in. Hij zou zich laten onthoofden als het moest.
Het antwoord van Jezus moet Petrus vreemd in de oren hebben geklonken. Hij zou drie keer het bestaan van Jezus loochenen, voordat de zon weer opkwam en de haan begon te kraaien. Hoewel hij voorbestemd was om de rots te zijn waarop Gods gemeente gebouwd zou worden, zou Petrus nog door een diep dal moeten gaan.
Wat zou hij zichzelf tegenvallen. Bittere tranen van berouw zouden er vloeien. Wroeging, spijt, schuld en schaamte zouden hun best doen om hem van zijn missie af te houden. Maar Jezus zou hem er weer uit helpen. Jezus zou hem in zijn ambt herstellen. Jezus zou hem uitzenden. Petrus zou de rots zijn, waarop de gemeente gebouwd kon worden. Alles zou anders zijn dan gedacht, maar daarom juist dubbel bijzonder.