Jakobus 3 : 1 – 12

Jakobus 3 : 1 – 12 

“ Vrienden, in de kerk moet niet iedereen een leraar willen zijn. Jullie weten dat de leraren door God extra streng gestraft worden als ze verkeerde dingen doen. En verkeerde dingen doen we allemaal. Alleen als je nooit iets verkeerds zegt ben je volmaakt. Want als je de baas bent over je tong, dan ben je de baas over je hele lichaam. De teugels van een paard zijn maar dun. Maar met die teugels kun je dat grote paard laten doen wat je wilt. Het roer van een schip is maar klein. Maar met dat kleine roer kan de stuurman het schip alle kanten op laten gaan. Ook als het schip heel groot is, ook als het heel hard waait. Net zo heeft ook onze tong heel veel invloed. De tong is maar een heel klein deel van ons lichaam. Maar o, wat heeft die tong van ons veel praatjes. Luister! Door een klein vlammetje kan een heel bos afbranden. Onze tong lijkt op een vlammetje, maar dan een vlammetje van het vuur van de hel. Want onze tong doet veel verkeerd. Met dat kleine deel van ons lichaam maken we grote fouten. De slechtheid van onze tong maakt ons hele lichaam slecht. Het hele leven wordt erdoor verwoest. Mensen zijn de baas over alle dieren: over grote en kleine dieren, over vogels en vissen. Maar niemand van ons is de baas over de tong. Want steeds weer zeggen we verkeerde dingen. Ja, en met onze woorden kunnen we zelfs mensen doden. We gebruiken onze tong om God, onze Vader te danken. Maar we gebruiken onze tong ook om andere mensen te vervloeken. En die mensen zijn ook door God gemaakt, en ze lijken op God, net als wij. Uit één mond komen dus mooie woorden, maar ook afschuwelijke woorden. Dat is niet goed, vrienden! Uit een bron stroomt nooit de ene keer zoet water, en de andere keer bitter water. uit een bron met zout water kan nooit zoet water stromen. Van een vijgenboom komen geen olijven, en van een druivenplant komen geen vijgen. Nee vrienden, dat kan niet! “ ( De bijbel in gewone taal ) 

In dit gedeelte over de wijsheid zet Jakobus de motivatie in de schijnwerpers van mensen die anderen willen onderwijzen. Jakobus maakt korte metten met de dorst naar macht wanneer hij het gevaar van de tong beschrijft. Een gelovige moet zijn tong in bedwang kunnen houden. Al eerder in zijn brief heeft hij laten merken dat hij wars is van te veel en ondoordacht spreken. ( Jak. 1 : 19, 26 ) Uit passages zoals 1 Kor. 14 : 26 kun je opmaken dat in die tijd iedereen die zich daartoe geroepen voelde een inbreng mocht hebben in de samenkomsten van de gemeente. Maar daarbij lag het gevaar van misbruik op de loer. Er waren in de tijd van Jakobus allerlei mensen die zich uit verkeerde motieven opriepen als leraar. Tegen deze soort aantasting van de bediening van de hoog aangeschreven rol als leraar ( vgl Rom. 12 : 7 / 1 Kor. 12 : 28 / Efeze 4 : 11 ) waarschuwde Jakobus ernstig. ( vgl Matth. 23 : 8 met betrekking tot het willen doorgaan voor rabbi ) 

De motivatie voor deze waarschuwing begint Jakobus met het woord : ‘ wetende ‘ . Hij wijst daar op de grote verantwoording die iemand op zich neemt wanneer hij andere mensen in geestelijke zaken iets wil leren. Zo iemand zal een des te strenger oordeel van God ontvangen, op Zijn tijd. ( Matth. 12 : 37 / Lucas 12 : 48 / 20 : 47 / 1 Kor. 9 : 27 ) Jakobus beseft dit maar al te goed, en daarom wil hij anderen waarschuwen. Hij wijst heen naar het komende gericht. Een predikant, ouderling, voorganger of catecheet moet geregeld spreken. Maar als er één ding gevaarlijk is, dan is dat het wel. Wie is er die op dat punt geen misstap doet? Ptaio betekent letterlijk: ergens tegen stoten, struikelen, of vallen. ( vgl Jak. 2 : 10 / Rom. 11 : 11 / 2 Petr. 1 : 10 ) Wij mensen struikelen en vallen allemaal, de één hier en de ander daar. Maar op geen enkel punt begaan wij zoveel misstappen als op dat van het gesproken woord. Wie zijn tong weet te beteugelen moet wel volmaakt zijn. 

“ Een veelprater begaat al gauw een misstap. Wie zijn tong in toom houdt, is verstandig. “ ( Spreuken 10 : 19 ) Iemand die deze kunst beheerst is zelfs in staat om zijn hele lichaam in toom te houden. ( Jak. 1 : 14, 26 ) In het voorbeeld van het in toom houden en besturen van een paard, of een schip ligt de les besloten van het beheersen van het kleine bit, of het roer.

Aan de hand van beide vergelijkingen maakt Jakobus duidelijk dat het beheersen van micro, ook het beheersen van macro inhoudt. Deze vergelijking kun je doortrekken in je leven. Jezelf in alle opzichten beheersen schept – met Gods hulp – een volmaakte man of vrouw. Jakobus gaat uitgebreid in op het kwalijke effect dat ons spreken kan hebben. De tong is maar klein, maar bergt een groot potentieel. Al is de tong een klein lid, ze voert vaak een hoge toon. Het woord megal – auchei betekent figuurlijk gezien:  pralen, pochen. Zoals een klein vlammetje een grote hoop hout aan kan steken, kan de tong veel onheil aanrichten. De tong brengt naar buiten wat er in onze geest leeft. Volgens Jakobus is dat niet veel fraais. Zo kan ons hele lichaam bezoedeld worden als we onze mond verkeerde dingen laten spreken. Terwijl het de opdracht is om het hele lichaam in toom te houden, gebeurt er dan het tegenovergestelde. Onze woorden zetten het ‘ rad der geboorte ‘ in vlam. Deze uitdrukking heeft de uitleggers heel wat hoofdbrekens gekost. Waarschijnlijk stamt ze uit het spraakgebruik van de Griekse mysteriën. Later is die uitdrukking daarvan losgemaakt en een algemeen bekende aanduiding geworden van de levensloop van ons mensen, zo wisselend als die kan zijn. De tong vormt de as waarom heel het raderwerk van ons mensen zich beweegt. Bij de natuurlijke mens wordt ze aangezet door het hellevuur. Dat wil zeggen: ze wordt aangezet door de geest van de leugen en de boosheid van de demonen. En zo zet de tong op haar beurt het leven van ons mensen in vlam en kan het helemaal verderven. Dat is nogal wat! En Jakobus weet er ook het antwoord niet zomaar op, hoe dat mogelijk is. Hij betoogt vervolgens dat de mens wel kans heeft gezien om allerlei levende wezens te bedwingen. Iedere willekeurige diersoort is door de mens bedwongen, aldus Jakobus. De indeling van het dierenrijk die hij geeft, herinnert aan de indeling van Genesis 1 : 26 / 9 : 2 / Psalm 8 : 8, 9. 

Dat het ook weer niet zo verwonderlijk is, legt Jakobus vervolgens uit met twee toevoegingen: de tong is een onbedwinglijk kwaad, en er zit doodbrengend gif in. Hoe onberekenbaar en tegenstrijdig de tong is, laat Jakobus vervolgens zien door te zeggen dat we via onze mond goede dingen en kwade dingen zeggen. Zegenen betekent: de goede dingen in iemand naar voren halen, iemand groot maken, loven, prijzen. Vloeken betekent: iemand neerhalen, afbreken, de gemeenschap verbreken. Het eerste heeft hier betrekking op God als Vader ( vgl Jesaja 63 : 16 ) Hem loven wij in onze samenkomsten en in ons gebed. Het tweede heeft betrekking op de mensen. Dat is bijzonder kwalijk omdat de mensen naar het evenbeeld van God geschapen zijn. Het is ongerijmd om God te zegenen en even later Zijn beelddrager – de mens – te vervloeken. Jakobus sluit zich ook in dit opzicht aan bij het onderwijs van de Heere Jezus. ( Lucas 6 : 28 ) 

Jakobus legt zijn vinger bij de demonische paradoxie van de tong. Hij is heel eerlijk en rekent daar zichzelf ook bij. Dat was een ervaringsgegeven dat zich niet liet ontkennen. Maar daarom is het nog niet goed dat zegen en vloek uit één mond kwamen. Twee soorten wijsheid komen in botsing met elkaar: die van beneden, van de wereld, van de duivel, en die van God. ( 3 : 13 – 18 )Daarom roept Jakobus iedereen op om terug te keren naar de Heere. Conflicten zijn uiteindelijk slechts de uitkomst van een gebrek aan contrôle van onszelf. Echte eenvoud is een leerproces. De mens is geroepen om te leven voor Gods aangezicht en Zijn wet. Wie zich aan het oordeel van de Rechter onderwerpt zonder een ander te oordelen, is de echte wijze. ( Jakobus 4 : 11, 12 ) 

 

One response to “Jakobus 3 : 1 – 12

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *