Genesis 39
Terwijl de oude Jakob ontroostbaar was, werd zijn zoon – die nog springlevend was- in het verre Egypte verkocht. Vanaf die dag was hij een slaaf van Potifar, het hoofd van de koninklijke lijfwacht. Slavernij is een vorm van dienstverlening waarbij de mens als bezit wordt gezien en waarbij de eigenaar een vrijwel onbeperkte macht over het leven van een medemens heeft. Dit gaat veelal gepaard met een sterke mate van ontmenselijking. Zo was het gebruikelijk dat slaven niet mochten trouwen.Deze vorm van slavernij kwam al voor in de tijd van de eerste Egyptische dynastieën en was gemeengoed in de antieke tijden. Vooral ten tijde van het Romeinse keizerrijk nam het percentage slaven enorme proporties aan. In sommige Romeinse regio’s kon het percentage slaven wel 90% bedragen. In de middeleeuwen nam deze vorm van slavernij in Europa af maar in het Midden-Oosten en Afrika werden grote groepen mensen tot slaaf gemaakt door lokale leiders of door Arabische handelaren. Bekend is dat 40% van de bevolking van het koninkrijk Mali op den duur onder slavernij viel. Europese handelaren ontdekten dat de tot slaaf gemaakten uit deze regio’s goede werkkrachten waren. Zo startte een weelderige slavenhandel tussen de Afrikaanse Leiders en Europese handelaren. Deze vorm van slavernij is vanaf de 19e eeuw in vrijwel de gehele wereld verboden geworden.
Van een geliefde zoon werd Jozef een lijfeigene van een totaal onbekend iemand in een heidens land, ver van huis en haard verdreven. Maar de Heere bleef bij hem en week geen ogenblik van zijn zijde. Er rustte een bijzondere zegen op Jozef. Potifar had al snel in de gaten dat hij iemand met edel bloed in dienst genomen had. Jozefs broers hadden hem van zijn mooie veelkleurige rok beroofd, maar ze konden hem niet van zijn deugd en wijsheid beroven. Ze hadden al zijn vrienden en bekenden van hem verwijderd, maar konden hem niet scheiden van zijn God. Dat was duidelijk te merken. Potifar gaf de voorkeur aan Jozef vanwege zijn goede karakter en werkethos, en maakte hem langzamerhand hofmeester van zijn huis. Hoewel Potifar een heiden was, zegende de Heere het gezin en bezit van Potifar om Jozef. Het ging goed met iedereen.
Potifar bezat helaas een vrouw die kennelijk niets om haar man gaf en haar dagen nutteloos doorbracht. Jozef nam haar al het werk uit handen. Jozef had bovendien een mooi uiterlijk. De vrouw van Potifar keek met welgevallen naar hem en het duurde niet lang of ze deed hem schaamteloze en oneerbare voorstellen. Door Gods genade bleef Jozef tegen haar gedoe bestand. Een slaaf was een lijfeigene, het bezit van een ander mens, die met hem of haar naar willekeur kon doen wat hij wilde. Mishandelingen en misbruik waren aan de orde van de dag, niemand sprak er een woord over. Maar Jozef was bijzonder dapper en had de wet van God in zijn hart. Hij wilde zijn meester en zijn God niet beledigen of onteren. Hij antwoordde de vrouw van Potifar: “ Mijn meester bemoeit zich hier in huis nergens mee. Hij laat alles aan mij over. Er is niemand zo belangrijk voor hem als ik ben. Alles heeft hij onder mijn verantwoordelijkheid gesteld. Behalve u, want u bent zijn vrouw. Wat u vraagt kan ik niet doen, ik zou iets doen wat mijn God verschrikkelijk vindt. “ Deze afwijzing maakte Jozef alleen maar aantrekkelijker in de ogen van de vrouw. Elke dag viel ze hem lastig, maar Jozef gaf geen gehoor aan haar oneerbare voorstellen.
Op een dag was Jozef alleen aan het werk. Er was verder niemand in de buurt. Totaal onverwacht stond de vrouw van Potifar voor hem. Ze pakte Jozef bij zijn kleren en zei: ‘ Kom hier, kom bij me liggen! “ Jozef rukte zich los en vluchtte weg. Zijn jas viel op de grond en bleef daar liggen. De vrouw wist dat ze verloren had. Een kille woede overviel haar. Ze gilde het uit. Een paar bedienden snelden toe. “ Mijn man heeft die Hebreeër in huis gehaald. Moet je kijken hoe die vent ons beledigt! Hij wilde met mij naar bed. Ik riep zo hard ik kon om hulp. Hij ging er vandoor maar verloor zijn jas toen hij wegrende! “ Het zag er niet best uit. De manier waarop de vrouw het over Jozef had liet niets aan duidelijkheid te wensen over. Die avond vertelde de vrouw haar leugens tegen Potifar. Toen deze het verhaal gehoord had werd hij woedend. Zonder vorm van proces werd Jozef gearresteerd en naar de gevangenis van de farao gebracht. Maar God week geen moment van zijn zijde. Hij had Zijn plan gereed. Het plan waar niemand ook maar iets van besefte.
Zoals Hij eens Zijn Zoon Jezus door lijden tot heerlijkheid zou voeren, deed Hij dat ook met Jozef. Met schande beladen kwam Jozef in de gevangenis. Maar God Zelf zorgde ervoor dat de bewaker van de gevangenis vertrouwen in hem had. Hij keek Jozef eens aan, en gaf hem daarna de leiding over de andere gevangenen. Jozef coördineerde het werk dat gedaan moest worden. Opnieuw nam hij iemand al het werk uit handen. De Heere hielp hem en daardoor ging alles goed wat hij ter hand nam. Wat een treurige situatie. Het harde werken van Jozef leek totaal nutteloos te zijn geweest. Potifar had de gedane beschuldigingen zonder meer geloofd. Hij werd veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. Hij zou opgesloten blijven tussen de gevangenen van de koning in de staatsgevangenis. Dat was de meest strenge penitentiaire instelling die er was. Poorten noch grendels konden hem echter scheiden van de genadige tegenwoordigheid van Zijn God. Hij had een goed geweten en God wekte vrienden voor hem op op plaatsen waar hij dit totaal niet verwachtte.
Het geheel is een enorme bemoediging voor een leerling van Jezus. Ga met God, en Hij zal met je zijn!
One response to “Het leven van Jozef ( 5 )”