Daniël 11 : 18 – 45
Het was Daniël vreemd te moede. Hij had niet kunnen denken dat zijn gebeden deze uitwerking zouden hebben. Wie was hij dat God hem het verloop van het wereldgebeuren toevertrouwde? Hoewel Gabriël hem vaak overtuigd had van de liefde van de Elohim voelde hij zich zwak en nietig. Verslagen hoorde hij het sinistere verloop van de toekomstige gebeurtenissen aan. Hij zag alles voor zich alsof het al gebeurd was.Zijn ogen lieten Gabriël geen moment los terwijl hij zich inspande om geen woord van het verhaal te missen. Gabriël keek Daniël even onderzoekend aan. Toen hij zich ervan vergewist had dat die sterk genoeg was om zijn woorden te begrijpen ging hij verder met zijn relaas!
“De Noorderkoning stelde een leger samen en liet het naar de Middellandse Zee trekken. Vol energie en daadkracht marcheerde het leger Zuidwaarts om zich nieuw grondgebied toe te eigenen. Zijn plan zou in duigen vallen. De Zuiderkoning had zich intussen van zijn eerdere veldslagen hersteld. Hij vormde een machtig leger dat moedig standhield en het Noorderlijk geweld beëindigde.De gefrustreerde Noorderkoning begon toen de belangrijkste steden van zijn eigen land aan te vallen, maar hij boekte geen succes. Het was helemaal afgelopen met de macht van de Noorderkoning, hij verdween van het toneel.
Een nieuwe koning nam de macht over. Zijn intenties waren even slecht als die van zijn voorgangers, het was hem alleen maar om macht, roem, en eer te doen. De koning begon direct extra belastingen te innen. Helaas was zijn regering geen lang leven beschoren. Allerlei hofintriges vierden hoogtij en zorgden ervoor dat hij vermoord werd. Hij sneuvelde niet in een heroïsche strijd, maar werd lafhartig om het leven gebracht. Er restte geen herinnering aan hem om trots op te zijn.
Opnieuw stond er een koning op, een echte slechterik. Hij had geen koninklijk bloed in zijn aderen, maar beschikte over een scherpe geest die hem zo populair maakte dat hij koning werd. De getalenteerde koning zou al zijn vijanden doden, tot de hogepriester in Jeruzalem toe. Helaas had deze vorst maar weinig vrienden omdat hij iedereen voor het lapje hield. Hij kreeg op een gewiekste manier alle macht in handen, en bracht een niet eerder vertoond waagstuk tot stand. De koning begaf zich met zijn legers naar de grootste steden en de rijkste provincies ter wereld. Hij stal daar alles wat van waarde was en verdeelde de buit onder zijn vrienden. Maar zijn roem verdampte even snel als ze opgekomen was.
De tijd verging. Weer trok er een koning naar het Zuiderland. De Zuiderkoning stelde een machtig leger samen, maar hij werd door zijn eigen volk verraden en bedrogen. Zijn leger leed grote verliezen, veel soldaten lieten daarbij het leven. Noodgedwongen moesten de twee koningen met elkaar in overleg. Natuurlijk liep dit op niets uit, want ze probeerden elkaar te bedriegen. Daar lag Gods raad aan ten grondslag. Hij wilde alle menselijke plannen laten falen. Beladen met goud en zilver trok de Noorderkoning terug naar zijn land. En passant nam hij Jeruzalem in.
Jaren later keerde de koning nog een keer met een leger terug naar het Zuiden. Deze keer zou hij door Romeinse schepen aangevallen worden. De koning werd doodsbang! Zo vlug hij kon maakte hij rechtsomkeer en kwam met hangende pootjes in zijn land terug. Woedend en gefrustreerd keerde hij op een later tijdstip naar Jeruzalem terug. Hij verhinderde de mensen om naar de tempel te gaan en God te aanbidden. Hij sloot bovendien bondgenootschappen met vijanden van de Joodse godsdienst. De dagelijkse offers in de tempel werden verboden. De Joden moesten met lede ogen aanzien hoe er een grotesk aandoende afgod in hun tempel werd neergezet. Zo probeerde de Noorderkoning de kinderen van God te ontmoedigen en te beledigen. Aanvankelijk leek het erop dat zijn plan zou slagen. Er waren intussen nog maar weinig mensen over die trouw bleven aan de Elohim. Dit handjevol Joden verzette zich manhaftig tegen de regering van de Noorderkoning.
Hoewel de Heere nog een handvol wijze mensen overgelaten had, werden ze bloedig vervolgd. Ze werden in de gevangenis gegooid en hun bezittingen werden verbeurd verklaard. Ze waren dagelijks in levensgevaar. Hoewel veel mensen de wijzen naar de mond zouden praten, zouden ze slechts door een enkeling geholpen worden. Gods kinderen die veel te lijden hadden, zouden ondanks hun lijden trouw blijven aan God.
In deze chaotische tijd zou de Noorderkoning intussen blijven doen waar hij zin in had. Zijn trots zou grenzeloos zijn. Hij zou zich boven God verheffen en Hem tarten met allerlei Godslasteringen. Het zou een treurige tijd worden voor het volk van God. Maar de Vader in de hemel die de straf uitgevaardigd had zou precies weten wanneer de straftijd van Zijn volk voorbij zou zijn. God zag dat de Noorderkoning zich belangrijker voelde dan welke andere god dan ook.Hij zag dat de Noorderkoning totaal geen respect had voor de God van zijn voorouders, maar een andere god uitkoos. De koning offerde goud, zilver en edelstenen om het zijn afgod naar de zin te maken. Hij streed met de naam van zijn god op zijn lippen en nam allerlei sterke steden in. Had hij die eenmaal ingenomen, dan koos hij de mensen die in zijn god geloofden uit en beloonde hen met grote stukken land. Bovendien gaf hij ze macht en aanzien.
Maar de Heere zou er ook bij blijven. Hij wist precies wanneer elke dag aangebroken was die Hij van te voren in Zijn raad besloten had. Minutieus volvoerde Hij Zijn raad. De Noorder en Zuiderkoning begonnen een nieuwe oorlog. De Noorderkoning zou met snelle wapens, veel soldaten en paarden en met een machtige oorlogsvloot op rooftocht gaan. Hij zou veel landen de oorlog verklaren, en de overwinning op hen behalen. Uiteindelijk zou de koning overal zijn macht vestigen, zelfs in het mooiste land van de aarde. In Egypte zou hij alle kunstschatten wegroven en uiteindelijk zou hij zelfs de donkere Libiërs en Nubiërs zijn wil opleggen.” Gabriël pauzeerde even. Het was een onafgebroken relaas van oorlogen en veldslagen geworden. Gabriël vertelde alles nauwgezet. Het plan met de wereld was als een rode bloeddraad die het mooie van de rust en sereniteit van het begin van diezelfde wereld volkomen uit zou vlakken.
Opnieuw zou de Heere laten zien dat er niets buiten Zijn alwetendheid omging. Hoewel Hij het kwaad niet gemaakt had, begrensde en bestuurde Hij het wel. Hij stuurde onheilstijdingen vanuit het Oosten en het Noorden. De Noorderkoning zou daarop tegen iedereen beginnen te vechten. Geen mens was zijn leven nog veilig. Maar ook het einde van deze koning was door God vastgesteld. Hij stierf op een plek tussen de Middellandse Zee en Jeruzalem.
Het duizelde Daniël van de namen en feiten. Hij zag koningen en oorlogswerktuigen aan zijn ogen voorbij trekken. Gabriël noemde landen en koninkrijken. De naam van Daniëls geliefde Jeruzalem werd meerdere keren genoemd. Het was Daniël wel duidelijk dat zijn volk en zijn land diep gehaat zouden worden. Maar boven al het oorlogsgeweld uit, de haat, en het bloed torende voor hem de geruststellende wetenschap dat God er van wist.
Een nietig mensenkind mocht in de geheimen van het Goddelijk plan ingewijd worden. Hoe bijzonder was dat! Wie dicht bij God leeft, mag meer van Zijn plannen weten dan iemand die dat niet doet. Hoewel Daniël zich nietig en klein voelde, was hij kostbaar en bijzonder in Gods ogen en wist hij zich gesterkt door Zijn voortdurende nabijheid en zorg.