Exodus 5 : 20 – 6 : 1

De slavendrijvers en opzichters brachten aan het volk over wat de farao had gezegd. Dat hij hen voortaan geen stro meer gaf en dat ze zelf sto moesten zien te vinden, maar geen steen minder mochten afleveren. Daarop zwermden de Israëlieten over heel Egypte uit om stoppels te zoeken ter vervanging van het stro. En de slavendrijvers joegen hen op, en eisten dat ze iedere dag evenveel stro afleveren als toen ze het stro nog kregen. De Israëlitische opzichters die door de slavendrijvers van de farao over het volk werden aangesteld, werden afgeranseld. Ze kregen te horen dat ze de laatste dagen niet hetzelfde aantal stenen hadden afgeleverd als tevoren. Ze klaagden hun nood bij de farao. “ Waarom behandelt u uw dienaren zo?” vroegen ze. “ We krijgen geen stro meer, en toch worden we gedwongen om stenen te maken. En wij worden afgeranseld, terwijl de schuld bij uw volk ligt. Maar de farao antwoordde: ‘ Lui zijn jullie, alleen maar lui! Daarom willen jullie offers aan de Heer gaan brengen. Vooruit, onmiddellijk aan het werk! Jullie krijgen geen stro, en jullie leveren hetzelfde aantal stenen.”De Israëlitische opzichters beseften hoe slecht ze ervoor stonden, nu de farao zelf tegen hen had gezegd dat de dagelijkse hoeveelheid stenen die ze moesten afleveren niet verminderd werd. Toen ze het paleis uitkwamen, troffen ze Mozes en Aäron aan, die op hen stonden te wachten. “ Moge de Heer u hiervoor straffen!” zeiden de opzichters tegen hen. “ U hebt ons bij de farao en zijn dienaren een slechte naam bezorgd. U hebt hen een zwaard in handen gegeven om ons te doden. “ Toen wendde Mozes zich opnieuw tot de Heer en zei: “ Heer, waarom behandelt U dit volk zo slecht? “ Waarom hebt U mij hierheen gestuurd? Vanaf het moment dat ik bij de farao ben gekomen, en hem in Uw Naam heb toegesproken, wordt het volk nog slechter door hem behandeld. U hebt Uw volk niet bevrijd, integendeel! Maar de Heer antwoordde hem: ‘ Nu zul je zien wat ik de farao ga aandoen. Ik zal hem met harde hand dwingen Mijn volk te laten gaan. Hij zal het zelfs uit zijn eigen land wegjagen. “ ( Exodus 5 : 10 – 6 : 1 ) 

De farao was ontegenzeggelijk in zijn trots gekrenkt. Dezelfde dag nog stuurde hij zijn voormannen met een wrede represaillemaatregel naar zijn slavenvolk. Voortaan zouden ze alle grondstoffen die ze nodig hadden om stenen te bakken ontberen. Tichelstenen werden gemaakt uit een mengsel van leem, stro en water. Om uit te harden werden de stenen een bepaalde tijd in de brandende zon gelegd. Leem gaf de vruchtbare rivieroever van de Nijl in overvloed. Maar stro moesten de slaven nu overal op de akkers gaan zoeken. Dat vergde veel tijd, en het was een nare klus. Toch moesten de slaven dezelfde dagtaak aan stenen leveren als altijd. Er kan niet veel vlas of stro beschikbaar zijn geweest, want de Israëlieten zwermden over het hele land uit om de benodigde grondstoffen te vinden. 

Het logische gevolg van deze harde actie was dat de dagquota niet gehaald werden. De farao liet de Israëlitische opzichters hier hard voor boeten. Ze werden met een stok afgeranseld voor dit ‘ vergrijp´. In het graf van een onbekende farao ( Rekmire ) is een muurschildering gevonden waarop deze straf wordt uitgebeeld. 

Gelukkig straften de voormannen op hun beurt de slaven niet ook nog eens extra. Ze gingen naar de farao om protest aan te tekenen tegen de uiterst onrechtvaardige maatregel. De hele situatie was uit de hand gelopen. De aanvankelijke euforie over de toespraak van Mozes en Aäron was helemaal verdwenen. De hele situatie had zich tegen hen gekeerd, en daar waren zij volkomen debet aan, vonden de voormannen. 

Met koude grillige ogen keek de farao de protesterende voormannen aan. Zijn hart werd door Jahweh verhard. Het maakte hem totaal niets uit wat er met het slavenvolk zou gebeuren, hij wenste ze allemaal dood. Hun God dienen? Geen sprake van. Het was een lui volk, zo beweerde hij. Doordat de farao dat zelfs twee keer zei kreeg zijn beschuldiging een definitief karakter. 

Met lood in hun schoenen keerden de voormannen terug naar hun volk. Ze waren nog maar net op weg, toen ze Mozes en Aäron tegenkwamen. De opgekropte woede en spanning – die ze de farao niet hadden durven laten zien – kwamen er nu uit. Harde dreigende woorden werden gesproken. Er was niets over van hun eensgezindheid nu het geloof en de moed van het volk zo op de proef werden gesteld. Het verzoek van Mozes en Aäron had alleen maar een negatieve uitwerking gehad, daarvan waren ze overtuigd. “ JHWH zal jullie oordelen over deze zaak! “ riepen ze de beide mannen toe. “ Jullie hebben hem met jullie woorden alleen maar een zwaard in de hand gegeven om ons te doden! “ 

Verslagen keken Mozes en Aäron elkaar aan. Nu vonden ze niet alleen de farao, maar ook het volk dat ze hadden willen uitleiden uit hun slavendienst tegen zich gekeerd. Alle hoop op een oplossing leek verdwenen. De realisering van Gods opdracht, die zo goed begonnen was, leek verder weg dan ooit. Het lag niet aan Mozes en Aäron. Ze hadden de boodschap van de Heere God precies zo overgebracht als Jahweh hen opgedragen had. Maar zoals het zoveel profeten uit het Oude Testament verging, werd hun boodschap afgewezen. De werkelijkheid was dat de dagelijkse lasten van het volk alleen maar verzwaard werden. Niets van vrijheid, uittocht, of blijdschap. Ellende, extra stokslagen, extra inspanningen!

Wij die zoveel eeuwen na deze gebeurtenis leven, kunnen uit deze situatie veel leren. Gods beloften worden niet altijd heerlijk vervuld. God vervult Zijn beloften, maar de weg waardoor Hij dat wil doen is meestal een weg die wij zelf nooit zouden hebben gezocht. Mannen als Abraham, Isaak, Jakob,Mozes en Aäron hebben dat geleerd. Wij mogen het van hen leren. Vertrouwen op God, door alles heen! 

2 responses to “Exodus 5 : 20 – 6 : 1

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *