De H.C. zondag 46

Een uitwerking van de Heidelberger Catechismus zondag 46.
De teksten zijn Bijbelgedeelten die de Heidelberger ons aanreikt. 

“ Vraag: Waarom heeft Christus ons het bevel gegeven om God aan te spreken met: ‘ Onze Vader? “
Dat deed Hij om ons vanaf het begin van ons gebed een kinderlijke eerbied te geven voor God. Deze eerbied voor Hem vormt de grond van ons gebed en bestaat hieruit dat God in Christus onze Vader geworden is. Het bevat tevens de garantie dat Hij ons alles wat wij Hem met een oprecht geloof vragen, Hij ons geven zal. God zal ons veel minder iets ontzeggen, dan onze aardse vaders dat doen.” 

Matth. 7 : 9  – 11 / Lucas 11 : 11 – 13 ) ‘ En Ik zeg u: bidt, en u zal gegeven worden, zoekt, en gij zult vinden, klopt en u zal worden opengedaan. Want ieder die bidt, die ontvangt, en die zoekt, die vindt, en die klopt, die zal worden opengedaan. Is er soms een vader onder u, die, als zijn zoon hem om een vis zal vragen, hem een slang zal geven? ‘ 

De werkwoorden: vragen, zoeken, en kloppen geven een voortdurende handeling aan. Jezus benadrukt dus dat wij onszelf deze houding eigen moeten maken, en voortdurend in praktijk moeten brengen. De drie handelingen waarover de tekst spreekt zijn gebruikelijke omschrijvingen voor het vraaggebed. ( zie Matth. 18 : 19 / Marcus 11 : 24 / Joh. 11 : 22 ). Zoeken : Deut. 4 : 29 / Jesaja 55 : 6 / 56 : 1 ) en kloppen. 

De passieve vorm: ‘ En u zal gegeven worden’ zijn omschrijvingen voor het handelen van God. Wij moeten tot God naderen, en Hem om iets vragen zoals een bedelaar dat doet. Iemand die niets heeft, en de weg kwijt is, als iemand die iets waardevols verloren heeft. Iemand die buiten de deur staat, maar graag naar binnen wil. Deze drie belangrijke woorden geven aan dat God binnen ons bereik is, maar dat het veel moeite kost om Hem werkelijk te vinden. 

In vers 8 wordt dit gegeven herhaald: “ Want ieder die vraagt, die ontvangt, en wie zoekt, vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan. “ In deze woorden ligt feitelijk alle bereidheid van God om te antwoorden op onze gebeden.  Het is opvallend dat Jezus de mens niet verhoord als beloning voor  al het goede dat hij doet. Want Hij zegt: ‘ als jullie dus, ook al zijn jullie slecht, je kinderen goede gaven schenken, hoeveel te meer zal de Vader in de hemel dan het goede geven aan wie Hem daarom vragen? ‘ Het is de trouw van God die ons helpt en van al het nodige voorziet. Toch mag je het woord ‘ ieder ‘  niet absoluut opvatten. In Matth. 6 : 5, 7 gaat het namelijk ook over ‘ foute ‘ gebeden. ( Matth. 5 : 1 / 13 : 38 ). 

Conclusie: God hoort altijd onze gebeden maar verhoort ze op Zijn tijd, en op Zijn manier. Wij mogen geloven dat Hij altijd met een volmaakte liefde en wijsheid vervuld is. De werkwoordsvormen van de beloften in vers 7 staan in de toekomende tijd. Maar in vers 8 staan ze in de tegenwoordige tijd, daarmee wordt de vervulling van de gebeden ineens sterk op het heden betrokken. 

Vraag: “ Waarom wordt erbij gezet ‘ Die in de hemelen zijt? ‘ “
Dat is gedaan om ons niet op een aardse manier over de hemelse majesteit van God te laten denken. Zo zullen wij opgeleid worden tot de hemel, en God zien zoals Hij is. God is almachtig, Hij is in staat om ons alles wat wij voor onze ziel en voor ons lichaam nodig hebben, te geven. 

Jer. 23 : 23 ‘ Ben Ik alleen een God van dichtbij, ben ik niet ook een God van ver? – spreekt de Heer. ‘ Er waren in de tijd van Jeremia echte en valse profeten. Dat wist de Heere allemaal. Omdat Hem alle macht toebehoorde, was Hij in staat om echte van valse profeten te onderscheiden, en de valse profeten aan te pakken. Hij is een verheven God die niet alleen in de tempel te Jeruzalem woonde, maar ook ver weg, in de hemel. Daarom valt er met Hem niet te spotten. Zou iemand zich ergens kunnen verbergen, waar Hij niet is, en waar Hij niet kan zien? ( Psalm 139 : 7 – 12 ) Hij vervult de hemel en de aarde. ( vs 24). Als de Schepper van hemel en aarde is Hem alles bekend. Hij hoorde wat de profeten zeiden, en wist of dat waarheid was. De woorden van een profeet mogen geen eigen dromen zijn, maar moeten de woorden van God zijn. Dit te weten en te geloven moet ons eerbied en diep ontzag voor God geven. Hij leidt ons altijd op de goede weg, en bezielt ons met de juiste woorden. 

Handelingen 17 : 24 ‘ De God die de wereld gemaakt heeft, en alles wat er leeft, Hij Die over hemel en aarde heerst, woont niet in tempelen met handen gemaakt. ‘ Uit dit hoofdstuk kun je opmaken dat Paulus zich tegenover zijn heidense toehoorders in de stad Athene aanpaste aan de context waarin hij zich bevond. Dat neemt niet weg dat zijn rede vol met Oudtestamentische woorden en uitdrukkingen zat. Hij verkondigde God in de eerste plaats als Schepper en Onderhouder van de wereld. De God die de wereld geschapen heeft, ( poieo = maken, scheppen ) is Dezelfde die de Heer ( kurios ) van hemel en aarde is. Hij is Degene die heerschappij over alles uitoefent, en alles bestuurt. ( hip archon= aanwezig ) Deze uitdrukking benadrukt dat God ook in het heden aanwezig is, en alles bestuurt en in handen houdt. 

Nadat hij dat gezegd had, ging Paulus een stapje verder. Hij benadrukte het feit dat God niet in tempels woonde die door mensenhanden vervaardigd waren. Ook met deze uitdrukkingen sloot Paulus feilloos aan bij het Oude Testament. ( 1 Koningen 8 : 27 / Jesaja 66 : 1 ) Toch waren het geen woorden die de inwoners van Athene schockeerden, want ook de Stoïcijnen leerden dat er een oneindig verschil bestond tussen God als oneindig wezen, en de mens, en dat het logisch was dat God zich niet beperkte tot aardse tempels. Zo maakte Paulus gebruik van begrippen die niet vreemd waren voor de mensen uit Athene. Dit mogen wij ook doen om aansluiting te vinden bij de moderne ( seculiere ) mens. Zo zullen ze beter begrijpen waarover we het hebben. 

Romeinen 10 : 12 “ En er is geen onderscheid tussen Joden en andere volken, want ze hebben allen dezelfde Heer. Hij geeft Zijn rijke gaven aan allen die Hem aanroepen, want er staat geschreven: ‘ Ieder die de Naam van de Heer aanroept, zal worden gered. “ Zoals God de God is van de hele wereld – zowel van Joden als heidenen ( Rom. 3 : 29 ), zo op dezelfde manier, is Christus Heer van allen. Zoals God de Vader vol is van goedheid ( Rom. 2 : 4 ), zo is ook Christus rijk. ( Efeze 3 : 8 ) Hij is rijk en overvloedig in genade, en in Heil. Deze genade en goedheid heeft Hij overvloedig in voorraad voor de gelovigen, voor hen die Hem aanroepen in Geest en waarheid. Daarmee bedoelde Paulus: allen die Hem in het gebed als Heer aanroepen. ( vgl. 1 Kor. 1 : 2 ) Het gaat er namelijk om dat wij Christus belijden als onze Heer. ( Filip. 2 : 10, 11 ) 

Het is duidelijk: christenen hebben het gebed nodig. Het is het belangrijkste middel om onze dankbaarheid tot God te verwoorden. Hij geeft Zijn genade en de Heilige Geest alleen aan mensen die opophoudelijk tot Hem naderen in het gebed. 

De Heere luistert graag naar ons gebed, Hij wil door ons om alles gevraagd worden, en overal voor gedankt. Hij wil dat wij Hem met ons hele hart aanroepen. Hij wil dat we ons bewust zijn van onze hulpeloosheid en afhankelijkheid van Hem. We moeten goed weten hoe ellendig we er aan toe zijn zonder Hem, want dan alleen zullen we gaan bidden zoals Hij dat wil. De Heere zal ons dan zeker horen, en verhoren. Dat heeft Hij ons in Zijn Woord duidelijk beloofd! ( H.C. zondag 45 ) 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *