Op een dag liet Nebukadnezar een gouden beeld maken. Het moest 30 meter hoog en 3 meter breed worden. Hoewel Babel al vol met afgoden stond was niets hem te gek, en greep hij elke aanleiding aan om een nieuwe afgod op te richten. Zijn vele overwinningen hadden hem schatrijk gemaakt, daarom liet hij het beeld uit zuiver goud gieten. Hoewel de koning na de uitleg van Daniël Israëls God als enige ware God erkend had, was het hem niet gelukt om te begrijpen waar het echt om ging. Hij had zich niet tot de boekrollen of de profeten van de Joden gewend om meer over de enige ware God te weten te komen. Daarom had hij er geen notie van dat het een God was die jaloers was op Zijn eer. De hele droom had vooralsnog zijn uitwerking gemist en Nebukadnezar was bezig om een brutale concurrent van God in het leven te roepen.
Toen het reusachtige beeld er eenmaal stond werden alle koninkrijken van zijn rijk bijeengeroepen om de inwijding van het reusachtige beeld bij te wonen. Toen iedereen gehoor gegeven had aan zijn oproep werd er een aankondiging gedaan waarin alle aanwezigen het bevel kregen om in aanbidding voor het beeld neer te vallen. Er hing een horror sfeer rondom de inwijding. De aanwezigen zagen naast het beeld een groteske oven staan. De aankondiger van de koning riep dat iedereen die het gouden beeld niet aanbidden zou, direct in de brandende oven gegooid zou worden.
Alle genodigden bevonden zich in de Dura vlakte. Dura is een Palestijnse stad in het gouvernement Hebron. Ze stelden zich frontaal voor het beeld op en beluisterden de aankondiging van de koninklijke dienaren. Die legden een verklaring af waarin stond dat er een groot concert zou beginnen. Muziek van fluiten, harpen en andere instrumenten zouden het gehoor strelen. Tijdens het concert moesten alle aanwezigen een diepe buiging maken voor het beeld. En zo gebeurde het. Het concert begon en alle mensen bogen diep. Sadrach, Mesach en Abed Nego wisten dat de Elohim geen andere goden erkende en hun buiging op deze manier als verraad aan Zijn almacht zou zien. Daarom deden zij niet wat de koning gezegd had.
Zoals het bij een dictatoriaal regiem de gewoonte is, gingen er direct Babylonische spionnen naar de koning die hem vertelden dat niet iedereen de koning gehoorzaamde. De jongemannen waren door hun razendsnelle promotie aan het hof natuurlijk door allerlei jaloerse mensen omringd. Iedereen aasde op hun positie en er waren er veel die hun bloed wel konden drinken. Door de intriges en het verraad waarmee een totalitair systeem zichzelf meestal verziekte lieten veel wijze en verstandige mensen het leven. De vijanden van Sadrach Mesach en Abed Nego maakten de koning duidelijk dat het ongeoorloofd was dat mensen met een dergelijke hoge positie de autoriteit van de koning aan durfden te tasten.
Nebukadnezar liet de mannen gelijk bij hem brengen. Gefrustreerd vroeg hij hen waarom ze zijn bevelen niet opvolgden. “ Is het waar dat jullie mijn goden niet willen dienen en niet knielen voor mijn beeld? Ik geef jullie nog één kans. We zullen het orkest opnieuw laten spelen, en jullie de gelegenheid geven om neer te knielen. Als jullie dat niet doen, laat ik jullie onmiddellijk in de brandende oven gooien. Welke god kan jullie dan nog redden? “
De drie mannen lieten de woorden van de koning over zich heen komen en zeiden: “ Voor ons is het duidelijk, De God die wij dienen kan ons redden uit uw macht. Maar ook als Hij dat niet doet, dan zullen wij uw goden niet aanbidden en niet voor uw gouden beeld knielen. “
De koning vergat dat hij de grote intelligentie en wijsheid van de drie mannen eigenlijk niet kon missen voor de besturing van zijn rijk. Ziedend van woede gaf hij het bevel om de oven aan te steken en hem zeven keer zo heet te maken als de gewoonte was. De dienaren van de koning moesten de drie mannen met touwen vastbinden en in de oven gooien.
Het hele inwijdingsritueel van de koning liep in de war. Niemand had nog oog voor het beeld, ze keken allemaal naar de drie mannen. Een paar van de sterkste strijders van de koning pakten de mannen op en gooiden ze in de onnoemelijk heet gestookte oven. De vlammen stoven overal heen en verbrandden de soldaten. Nebukadnezar nam het niet zo nauw met een leven meer of minder.
Gebiologeerd staarde hij in de oven. Een onbestemd gevoel vulde hem. Onwillekeurig dacht hij dat hij met de dood van deze mannen de God van Israël de baas was. Maar daarin had hij zich vergist. Als door een wesp gestoken sprong de koning ineens van zijn stoel. Hij riep tegen zijn raadsmannen: “ We hebben toch drie mannen gebonden en in de oven laten gooien? “ Iedereen beaamde dat het zo was. Maar de koning riep: “ Ik zie vier mannen, niet drie! Ze lopen vrij rond in het vuur. En er is niets met hen aan de hand. En de vierde lijkt wel een engel! “
Zonder zich te bedenken liep de koning naar de deur van de oven. Hij riep: “ Sadrach, Mesach, en Abed Nego, dienaren van de Allerhoogste God, kom snel uit de oven! “ De drie mannen gehoorzaamden het bevel van de koning en verlieten de oven. Ze werden direkt aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen, en iedereen moest erkennen dat er niets bijzonders aan hen te zien was. Er was zelfs geen haar van hun hoofd verbrand. Bovendien waren hun kleren nog helemaal intact. Er was zelfs geen brandlucht te bespeuren.
De gewiekste koning moest onwillekeurig de God van hemel en aarde opnieuw de eer geven die Hem toekwam. “ Ik dank de God van Sadrach, Mesach, en Abed Nego! “ zei hij. Hoewel ze niet naar mijn bevelen geluisterd hebben vertrouwden ze op hun God. Daar wilden ze zelfs hun leven voor geven. Er bestaat voor hen maar één God, en daarom stuurde die Zijn engel om hen te redden. De Chaldeeërs aanbaden het vuur als een soort afbeelding van de zon. God liet zien dat Hij het vuur kon bedwingen en daarom de koning en zijn goden verreweg de baas was.
Nebukadnezar riep: “ Met volle overtuiging zeg ik tegen alle mensen op aarde dat er maar één God is die de mensheid redden kan. Dat is de God van Sadrach, Mesach, en Abed Nego. Iedereen moet vol eerbied over Hem spreken. Wie dat weigert laat ik in stukken hakken en zijn huis zal met de grond gelijk gemaakt worden. “ God kan belijdenissen van iedereen afdwingen, of het nu vrienden of vijanden van Zijn soevereiniteit en almacht zijn. De god Bel had zijn onderdanen in het vuur om laten komen, maar de Elohim had Zijn kinderen gered!
De koning vaardigde een bevel uit waarin iedereen streng verboden werd om kwaad te spreken van de God van Israël. Hij liet het bevel tot de doodstraf terugdraaien en herstelde hen in hun positie. Hij gaf Sadrach, Mesach en Abed Nego zelfs nog meer macht in de provincie van Babel dan ze al hadden.