Wit als sneeuw ( 3 )

“ Ken je de voorraadkamers van de sneeuw? Heb je de voorraadkamers van de hagel gezien die Ik aangelegd heb voor tijden van nood, voor dagen van oorlog en strijd? Hoe kom je op de plaats waar het licht verspreid wordt, van waar de oostenwind over de aarde uitwaait? Wie heeft de geulen gekliefd voor de stromen, de weg voor donder en bliksem gebaand, zodat de regen neervalt op de onbewoonde aarde, op de woestijn waar geen mensen leven en wildernis en woestijn doordrenkt raken en er overal jong gras opschiet? Wie brengt de dauwdruppels voort? Uit welke schoot wordt het ijs geboren? Wie baart de rijp van de hemel wanneer de wateren stollen, hard als steen? Wanneer het oppervlak van de zee bevroren raakt? Kun jij de Plejaden aan banden leggen of de ketenen van Orion losmaken? Kun jij de dierenriem op tijd laten schijnen en de Grote Beer met haar jongen de weg wijzen? Kun jij de wetten van de hemel, kun jij jouw orde aan de aarde opleggen? Kan jouw stem de wolken bevelen om je met hun regenvloed te bedekken? Kun jij de bliksems uitsturen? Zullen zij je zeggen: “ We staan klaar? “ ( Job 38 : 22 – 35 ) 

God is aan het woord! Hij heeft het tegen één van Zijn liefste kinderen. 

In de meeste discussies gaat het erom wie het laatste woord zal hebben. In het twistgesprek van Job 38 – tussen Job en zijn vrienden – lieten Jobs vrienden het laatste woord aan Job. Job gaf het allerlaatste woord aan zijn vriend Elihu. Maar na al het menselijk geredeneer nam de God van hemel en aarde het woord. Zoals God dat bij Job en zijn vrienden deed, zal Hij ook het beslissende woord hebben in iedere andere aardse discussie. Als straks aan het eind der tijden de rechterstoelen gereed gezet zullen worden, en alle mensen voor Hem zullen staan, dan zal Hij onze Rechter zijn. 

De grote God van hemel en aarde wilde Zijn kind en knecht Job stil maken voor Zijn Aangezicht. Hij wilde dat Job spijt zou krijgen over zijn verhitte discussies en zijn uitlatingen over het handelen van God. De Elohim deed dit op een bijzondere manier. Hij nodigde Job uit om Gods eeuwigheid te vergelijken met zijn eigen tijdelijkheid. Gods alwetendheid met zijn eigen onwetendheid, en Gods almacht met zijn eigen onmacht. Het zou spoedig blijken dat Job niets wist van de grondvesting van de aarde, van het paal en perk stellen van de zee of van het ontstaan van het morgenlicht. 

De Heere, Jahweh, geen geschapen engel maar het eeuwige Woord zelf sprak over de plaats en de weg van het licht en de duisternis. Hij kwam terug op het ontstaan van de dageraad. Hij vroeg Job of hij het licht en het donker de weg kon wijzen en ze daarna weer naar hun plaats aan het firmament terug kon brengen. God vroeg ook : “ Heb jij de voorraad sneeuw gezien? Weet je waar de hagel in schuren ligt? Die bewaar Ik voor als er oorlog komt, dan kan ik de volken ermee straffen. / Waar komt het ijs vandaan? En wie laat de dauw bevriezen? Wie maakt het water koud en hard als steen, wie bedekt de zee met ijs? “ 

Sneeuw en hagel worden in de lucht gemaakt. Ze komen vervolgens met zo’n overvloed naar beneden vallen dat je zou denken dat er daarboven enorme voorraden van aanwezig moeten zijn. In werkelijkheid worden sneeuw en hagel op Gods wenk voortgebracht. Wat een opmerkelijk gegeven dat de Heere door middel van deze natuurelementen Zich op strijd en oorlog voorbereidde. Hoe zeer was het in het belang van Job en ook van ons om vrede met God te hebben en te houden. 

Het ijs en de vorst die het water bevriezen zijn door Gods voorzienigheid voortgebracht. We zijn eraan gewend, maar als we ons ervan vergewissen wat een geweldige verandering er zich in korte tijd voltrekt vragen wij ons vol verwondering af welke geschapen macht zo`n wonderbaar werk voort kan brengen. Geen enkele macht, dan die van de Schepper zelf. 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *