Psalmen 90 – inleiding

Psalmen 90 

“Een gebed van Mozes, de Godsman.
Heere, U bent ons een Toevlucht geweest, van geslacht tot geslacht.
Nog voor de bergen waren geboren,
Voor U aarde en land had gebaard-
U bent, o God, van eeuwigheid tot eeuwigheid.”


Deze psalm is van oorsprong een gebed, maar kan ook als een klacht klinken. Gedeeltelijk een individuele, maar tegelijkertijd ook een gemeenschapsklacht. Het psalter bepaalt ons bij de kortstondigheid en kwetsbaarheid van ons menselijk leven. Daar tegenover schitteren Gods eeuwige grootheid en almacht.
Psalm 90 heeft een complexe literaire opbouw. Je vindt er een meditatief deel ( vs 1 – 12 ) en een gebedsdeel, vol smeekbeden. ( vs 13 – 17 ) De verzen 11 en 12 vormen een overgangsdeel. 

Psalm 90 is de enige uit het psalmenboek waarvan Mozes de auteur was. Veel moderne uitleggers weerleggen dit feit. Mozes zou door latere schrijvers zijn voorgedragen als de componist. Het opschrift zou ontstaan zijn omdat de inhoud van het psalter aan Mozes doet denken. De ootmoedige en ook persoonlijke toon, maar ook het besef van de grootheid van de Heere God tegenover de beperkte mens zou verklaren waarom het auteurschap aan Mozes is toegeschreven. Maar er zijn ook andere argumenten aan te voeren. De toon, stijl, en eenvoud van psalm 90 vind je ook elders bij Mozes terug. Opvallend zijn de taalkundige zowel als inhoudelijke overeenkomsten met Deut. 31 : 30 tot 32 : 47. Ook Mozes` optreden bij de Heere, ten behoeve van het volk Israël en de strekking van de psalm pleiten voor zijn auteurschap. Bovendien neemt psalm 90 een eigen plaats in tussen de andere psalmen, en valt er geen directe afhankelijkheid van andere psalmen waar te nemen. Volgens taalkundige analyse geniet een vroege datering van de psalm de voorkeur, en is het goed mogelijk dat dit lied tot de oudste tekstdelen van het psalter hoort. 

Veel uitleggers gaan uit van de achtergrond in de ballingschap, of daarna. Het nadenken over Gods eeuwigheid zou het beste passen in een late periode van de geschiedenis van Israël. Veel verklaarders veronderstellen dat de psalm voortkomt uit het werk van geestelijk schrijvers en geestelijk leiders die zichzelf zagen als dienaren van JHWH binnen de Joodse gemeenschap na de ballingschap. Zij hadden tot taak om gebeden en onderwijs van de Israëlieten op schrift te stellen. Psalm 90 is dan misschien een gedicht geweest voor het ritueel van een boetedag, of bestemd geweest voor gebruik in de tempel. 

Terwijl psalm 90 aangeduid wordt als “ gebed “, komt Mozes verder altijd als dichter of zanger naar voren. ( Exodus 15 : 1 – 19 / Deut. 31 : 19, 22, 30, 32, 33 ) Mozes wordt een man van God genoemd, net als in Deut. 33 : 1. 

Het inleidende gedeelte van het gebed begint eerbiedig. De Heere wordt aangesproken zoals een dienaar zijn meester smeekt om acht op hem te slaan. ( vgl vers 13 ,16, 17 ) 

De geloofsuiting en belijdenis is gefundeerd op vers 2. De eeuwige almachtige Schepper – die de wereld voortbracht – is eeuwenlang onze woning en toevlucht geweest. Diezelfde God zal ons ook nu hulp bieden. De soevereine God die de hele wereld in bezit heeft, mag worden aangeroepen als Schuilplaats in de nood. De woordkeus in vers 1 en 2 doen denken aan het lied van Mozes, en aan het slot van zijn zegeningen. ( Deut. 33 : 27 ) : “ Van oudsher is God een Schuilplaats, Zijn armen dragen u voor eeuwig. “ 

Deze woorden behoren tot de slotwoorden van Mozes, die hij tot het volk van Israël gesproken heeft voordat hij de berg Nebo opklom, om daar door de Heere tot Zich genomen te worden. 

One response to “Psalmen 90 – inleiding

Geef een reactie