Psalmen 26

‘Mijn voeten staan op effen grond, waar Uw volk bijeen is wil ik U prijzen, Heer ‘ ( Psalm 26: 12 ) 

Dit psalter wordt door veel verklaarders ook wel een ‘onschuldpsalm’ genoemd. Een vorm die klaagpsalmen in de Bijbel  wel meer gegeven werd. Toch is het centrum van de psalm geen klaagzang, maar een loflied op de tempel, het huis van God. ‘ Heer, het Huis waar U woont heb ik lief, de plaats waar Uw glorie verblijft.’ roept de dichter in vervoering uit. Daarom krijgt de psalm ook wel de titel ‘ intochtslied’ of’ pelgrimslied’ mee. Beide genres worden binnen dit psalter rijkelijk vertegenwoordigd en daarom kun je de psalm maar beter laten staan voor wat hij is, zonder er een bepaalde noemer aan te geven. Dan doe je alle facetten van het psalter recht. Meerdere gedeelten van het lied laten een bepaalde thematiek naar voren komen. 

  1. Onschuldbetuiging en gebed om getoetst te worden ( vs 1-3) 
  2. Het contrast dat bestaat met goddeloze mensen ( vs 4-5) 
  3. Liefde voor Gods huis ( vs 6-8) 
  4. Opnieuw een contrast dat bestaat met goddeloze mensen ( vs 9-10 ) 
  5. Onschuldbetuiging en een gebed om verlossing ( vs 11-12) 

David was kort en bondig aan het schrijven geslagen, en zette alleen zijn naam boven het lied: van David. 

De gezalfde van God deed een oproep om zijn onschuld te betuigen en rechterlijk vast te stellen. David deed niet zomaar een oproep in het wilde weg, hij bad tot God of Die Hem openbaar als een onschuldige ten toon wilde stellen. Onschuldig werd hij allerminst geacht door zijn tegenstanders. Ze leken wel een troep bloeddorstige wolven die hem fel naar het leven stonden. Geen moment twijfelde David eraan dat het oordeel van de Heer gunstig uit zou vallen, want hij was er ten volle van overtuigd van het feit dat hij integer was geweest in al zijn doen en laten. Om die reden vertrouwde hij volledig op God. In drie parallelle zinnen vroeg David God om hem te toetsen, te beproeven en zijn hart en nieren te keuren. Geen moment twijfelde hij aan de verbondstrouw van JHWH, want David was overtuigd van het feit dat hij zich volkomen had gericht naar de heilige wet van God. 

In enkele bewoordingen beschreef David vervolgens zijn eigen levenswandel in vergelijking met de goddeloze meute van Saul die hem naar het leven stond. Integriteit en een leven naar Gods wet legde hij naast de levens van zijn vijanden, die getypeerd werden door hypocrisie en leugens. David wilde niets met hen te maken hebben. Hij waste letterlijk zijn handen in onschuld. In het openbaar je handen wassen was een symbolisch gebaar. Het betekende dat je iedere verantwoordelijkheid afwees wanneer er een misdaad was gepleegd. Het was een teken van morele zuiverheid. ( zie Deut. 21: 6-7) David wilde duidelijk maken dat hij zich ver wilde houden van de slechte houding en levenspraktijken van zijn vijanden. 

De morele zuiverheid waarop David doelde was hier geen doel op zich, het was een voorwaarde om tot God te naderen in Zijn heilige tempel. David wilde graag een rondgang maken om Gods altaren,  om daar volgens de eeuwenoude traditie met luide stem de Heere te danken en te loven. Hij wilde over de grote daden van God spreken. 

Je kunt je voorstellen hoe moeilijk David het gehad heeft, terwijl hij op de vlucht was voor Saul, die hem als een grote slechterik te kijk zette. David werd door hem van veel misdaden vals beschuldigd. Terwijl hij leed was hij een type van Christus die voor ons mensen tot smaad is gemaakt. David deed iets uitzonderlijks. Hij beriep zich op Gods rechtvaardig oordeel, de God aan Wie hij zich wilde onderwerpen. Steeds had hij Gods genade voor ogen, en altijd richtte hij zich naar het Woord van God als leefregel. 

De rondgang rond het altaar was een toespeling op een bepaalde gewoonte van de priesters die tijdens het offeren rondom het altaar gingen. 

Toen David de bewijzen van zijn oprechtheid gegeven had, bad hij vurig dat hij niet onder het oordeel van de goddelozen zou vallen. Hun lot zou ondanks alles wat ze zich hier op aarde ook aanmaten niet goed uitvallen. Wat helpt het om de hele wereld voor je in te winnen als je je ziel daardoor verliest? David gruwde van het idee dat hij dit lot zou moeten ondergaan. 

Met heilig, ootmoedig vertrouwen gaf David zich tenslotte over aan de genade van God. Wat zijn vijanden ook deden, hij bleef oprecht voor God. David bad om Gods genade, die hem zou kunnen helpen om de juiste weg te blijven bewandelen. ‘ Mijn voet staat op een effen baan. ‘ schreef hij. 

Het is heel bijzonder dat David zo kon denken en schrijven terwijl hij op de vlucht was voor Saul,  hoogstwaarschijnlijk ver verwijderd van Jeruzalem en het heiligdom. Eens zou de tijd komen dat hij de Stad  weer binnen zou gaan, om daar de God van zijn hart te loven en te prijzen! 

Wij kunnen ons hier op aarde voor veel moeilijkheden geplaatst zien. Je kunt worden belasterd, zoals David. Het is bijzonder hoe hij op alle aantijgingen reageerde. Hij nam de toevlucht tot een lied. Meer dan een lied. Hij nam de toevlucht tot de God die hem altijd hoorde en zag voor wie hij was: in Christus Gods geliefde kind, de gezalfde, de door God gekozen koning. 

Als de Heere jou uitkiest, ben je gelukkig. Hij zal de weg bepalen die je gaan moet. Ruwe stormen mogen woeden, alles om je heen kan donker zijn, maar God blijft bij je. Hij brengt je zonder problemen op de door Hem bepaalde tijd en plaats, om Hem daar te loven en te prijzen.