Psalmen 15

Een lied van David. Heer, wie mag er altijd in Uw huis komen? Wie mag er bij U wonen op Uw heilige berg? Mensen die eerlijk leven, mensen die doen wat goed is. Ze spreken geen kwaad over anderen. Ze behandelen iedereen goed en ze beledigen niemand. Ze gaan niet om met slechte mensen, maar ze houden van mensen die trouw zijn aan de Heer. Ze doen wat ze beloofd hebben zelfs als dat in hun eigen nadeel is. Als ze iemand geld lenen, vragen ze geen rente. En ze nemen geen geld aan om te liegen over iemand die onschuldig is. Met mensen die zo leven zal het altijd goed gaan. 

Psalmen 15 is een leerdicht voor mensen die in de tijd van het Oude Testament het heiligdom van JHWH binnen wilden gaan om daar van Zijn aanwezigheid te genieten. ( vgl. Psalm 24: 3-6/ Jesaja 33: 14-16) 

Het lied wordt vaak als een wijsheidspsalm bestempeld omdat het de intermenselijke relatie met de ander, en met God centraal stelt. Het komt duidelijk naar voren dat een vrome levenswandel een must  is om deel te kunnen nemen aan de eredienst. Ethiek en cultus mogen elkaar bovendien niet voor de voeten lopen. 

De structuur zowel als de inhoud van het psalter maken het gedicht bijzonder geschikt voor didactisch gebruik. Als onderdeel voor het onderwijs van jongeren werd dit lied gebruikt om de jonge geest morele bewustwording aan te leren. Die was nodig was om dicht bij Jahweh te zijn en deel te nemen aan de eredienst. 

In de vroege tempeldienst werd de psalm bijzonder functioneel gebruikt. Bij de aanvang van de liturgie stelde het volk hardop de vraag wie voldeed aan de voorwaarden om tot God te naderen. ( vs 1). De priester ging hierop in door een aantal voorwaarden te stellen. Hij noemde verschillende zaken op waaraan de gelovige moest voldoen. ( vs 2 t/m 5) Vervolgens sprak de priester een belofte uit. ‘ Wie zo doet, komt nooit ten val. ‘ riep hij enthousiast uit. De Tora verbood een Israëliet om geld te lenen aan zijn landgenoten tegen rente ( Exodus 22: 24 / Deut. 23: 20 ). De beschrijving van de goede en rechtschapen mens, die oprecht de waarheid spreekt, niet meedoet aan lasterpraatjes, een ander niet benadeelt, en weigert om de spot met zijn naaste te drijven, zou nooit wankelen of bezwijken. 

Dit prachtige lied staat op naam van David en schept een groot contrast met de vorige psalm. Daarin werden vooral Goddeloze mensen beschreven. 

Ook in die tijd was het hart van de mensen natuurlijk zondig. Niemand kon aan de voorwaarden in het psalter voldoen. Maar hoewel de mens vanuit zichzelf  niet gericht is op het zoeken naar God, blijft God van zijn kant een Toevlucht voor gelovigen, die hier aangeduid worden als rechtvaardigen. Zij mogen bij de Heere komen en te gast zijn in de heilige tabernakel. 

De toegestroomde menigte die aan de priester de eerlijke vraag stelde wie er bij de Heere mocht wonen kreeg het antwoord in een aantal elementen aangereikt. Negatieve aspecten werden afgewisseld met positive Samen vormde het een geheel, een prachtige aansporing hoe een mens zijn leven in moet richten. Vereist worden: 

1.Een onberispelijke levenswandel
2. De uitoefening van gerechtigheid
3. Het spreken van de waarheid met heel het hart
4. Gehoorzaamheid aan de Heere in woord en daad
5. Niet meedoen aan lasterpraat
6. Je  medemens geen verdriet bezorgen.
7. Je naaste geen slechte naam bezorgen
8. Niet omgaan met slechte mensen
9. Vrienden zijn van Godvrezende mensen
10.Beloften nakomen
11. Geen rente vragen op een lening
12 Onomkoopbaar zijn

 

Zelfs in situaties waarin de gelovige de kans zou krijgen om zijn voordeel te doen met een negatieve uitspraak over iemand anders, zou hij die kans niet waarnemen. Onwillekeurig denk je bij jezelf: ‘ Sjonge, het ziet er wel erg keurig uit allemaal, kweek je zo geen farizeeërs? Maar je moet niet vergeten dat dit lied gemaakt is in de tijd van de ceremoniële eredienst. Israël was het volk van het verbond. En het naderen van het volk tot JHWH lag helemaal in het kader van de cultus. Er werd door David uitgegaan van de verbondsrelatie van de Elohim met het volk dat Hij zich uitverkoren had. De daarmee verbonden geloofshouding werd de jongeren via ethische wetten en regels aangeleerd. Toch blijft de nadruk in essentie liggen op de geloofshouding van het volk, en ligt bij  de toetsing de nadruk vooral op de levensuitingen. 

Nu volgt er een schitterende belofte op het onderzoek. Wie volgens Gods  richtlijnen handelt zal tot in eeuwigheid niet wankelen. Je moet je bij deze uitspraak niet voorstellen dat de gelovige tijdens zijn leven hier op aarde nooit in narigheid of ellende terecht kan komen,nooit ziek zal worden of dat hem geen ongeluk kan overkomen. Het gaat er meer om dat God, wat er ook gebeurt, de gelovige nabij zal zijn. Het wandelen met God zal hem nooit afgenomen worden, persoonlijk niet, en ook niet in de eredienst. Dit heerlijke feit biedt hem een stabiliteit die het wisselvallige van het menselijk bestaan ver te boven gaat. In Gods tegenwoordigheid, en in Zijn huis mag de gelovige zich totaal geborgen weten. 

Intussen heeft de aandachtige lezer wel in de gaten dat je niet lichtvaardig moet denken over het naderen tot JHWH in het gebed of in de eredienst. Het is zaak om je te realiseren dat je eerbied voor God moet hebben, en dat je jezelf ook voor moet bereiden op Zijn dienst. De hogepriester Jojada liet tempelwachters plaatsen aan de ingangen van de tempel. Zij moesten erop letten dat er geen onrein iemand naar binnen zou gaan. Je kunt dat lezen in 2 Kronieken 23: 19. 

Het is duidelijk dat het in psalm 15 vooral gaat om het reflecteren op je eigen levenswandel. De heilige God die zondeloos is, verkoos na de zondeval onheilige mensen om Hem te naderen. Hij bleef gewoon ontzettend veel van ons houden, dat moge duidelijk zijn. Denk daarom nooit dat het lied bedoeld is om onnodige barrières op te werpen om dichtbij God te komen, iedereen die zichzelf aan Hem overgeeft, en bereid is om op zijn attitude te reflecteren, mag naar Hem toekomen. In het Nieuwe Testament werd dat nog eens extra duidelijk door de komst van de Heere Jezus Christus. ( Heb. 10: 19-22) God wist dat wij vanuit onszelf nooit zouden kunnen voldoen aan Zijn eisen, Hij wil ons duidelijk maken dat we Jezus nodig hebben. Wij hoeven geen offers meer te brengen, want Jezus is Het Offer voor al onze zonden. Wie – ook al is het met tekort – de Thora houdt, is geborgen bij God. Op dit fundament berust het rijk van de gezalfde Koning.