Een pelgrimslied
Uit de diepte roep ik tot U Heere,
Heere, hoor mijn stem,
Wees aandachtig, luister
Naar mijn roep om genade.
Als U de zonde blijft gedenken Heer,
Heer, wie houdt dan stand?
Maar bij U is vergeving,
Daarom eert men U met ontzag.
Ik zie uit naar de Heer,
Mijn ziel ziet uit naar Hem
En verlangt naar Zijn Woord.
Mijn ziel verlangt naar de Heer,
Meer dan wachters naar de morgen,
Meer dan wachters uitzien naar de morgen.
Israël, hoop op de Heer,
Bij de Heer is genade, bij Hem
Is bevrijding, altijd weer.
Hij zal Israël bevrijden
Uit al zijn zonden.
Psalm 130 is een verootmoedigingspsalm. De christelijke traditie beschouwt dit psalter als een boetepsalm, een smeekbede die de gelovige in zijn wanhoop aan God richt. Je leest uit de psalm duidelijk een innerlijke ontwikkeling op. Het gaat in het hart van de dichter erg tekeer, maar er zit een mooie ontwikkeling in: van wanhoop ( vs 1 ) tot vertrouwen en hoop ( vs 5 – 7 ) De beste mensen kunnen soms in grote moeilijkheden en benauwdheid van ziel terechtkomen. Maar gelovigen hebben het voorrecht dat zij in de grootste diepten of depressies tot God mogen roepen en verhoord kunnen worden. Het roepen tot God is de beste manier om te voorkomen dat we geestelijk dieper in despair of wanhoop wegzinken.De diepten waarin het hart van de dichter zich bevindt wordt in de Latijnse liturgie de profundis genoemd. De pelgrim noemt God “ Jahweh “ en “ Adonai “ . Daaruit spreekt ontzag voor de heerlijke majesteit van God en angst voor Zijn toorn.
Het geloof van de psalmdichter is gefundeerd op de Goddelijke openbaring. De Elohim had hem grote en dierbare beloften gedaan die golden voor gelovigen die waakten over het Verbond van God met de mensen. We vinden die beloften schitterend beschreven in psalm 119. Daar, in die psalm, lezen we trouwens óók de worsteling van de dichter op om de geboden van de Heere in acht te nemen. Niemand van ons kan zichzelf voor God rechtvaardigen of onschuldig verklaren. Als God met ons zou doen naardat we waard zijn, dan zou niemand het eeuwige leven beërven. Alleen onze Heere Jezus Christus is de grote Verzoening. Door Hem hopen wij vergeving te krijgen. Dit gegeven moedigt ons erg aan om in Zijn dienst te komen en te blijven omdat wij bij Hem niet voor elke fout of zonde weggestuurd worden. Voor geen enkele om precies te zijn, want de Heere vergeeft ons altijd als we berouw hebben.
“ Ik verwacht de Heere “ schreef de dichter. Hij keek intens uit naar verlossing en troost. Tegelijkertijd droeg hij het uitstel van die troost en verlossing geduldig omdat hij vastbesloten was om van niets of niemand anders iets verlossends voor zijn ziel te verwachten. Op precies dezelfde manier moeten wij leren te hopen op wat Hij ons in Zijn Woord beloofd heeft. Gods verbond met de mensen is namelijk vaster dan de instellingen van dag en nacht. Die bepalingen zullen op een gegeven ogenblik tot een einde komen, maar Gods verbond blijft eeuwig van kracht.
Een soldaat die wacht loopt, of mensen die bij zieken waken verlangen ernaar om de morgen aan te zien breken. De Godvrezende dichter verlangde nog heviger naar tekenen van Gods gunst en verlossend geloof in Zijn genade. ´De nacht is de personificatie van onzekerheid en gevaar. De ochtend die van vrede en veiligheid. Het is ook het moment van de aflossing van de wacht.
Door al Gods werken en raadsbesluiten heen zit goedheid en goedertierenheid verweven. Jezus Christus maakt Zijn volk zalig van hun zonden. ( Matth. 1 : 21 ) Hij verlost Zijn kinderen van alle ongerechtigheid ( Titus 2 : 14 ) en wendt alle slechtigheid van hen af. ( Romeinen 11 : 26 ) Verlossing van zonde betekent echt verlossing van al het kwaad. Daarom noemt de dichter het “ veel verlossing. “ Deze uitspraak geeft aan dat hij deze bevrijdende verlossing al vaker had mogen ervaren. Niemand minder dan de Heere Zelf zou via Jezus Christus deze belofte nakomen. ( Matth. 1 : 21 / Romeinen 3 : 21 – 26 / Titus 2 : 14 ) Beter kun je het niet hebben.