Psalmen 122

Een lied van David. Voor de reis naar Jeruzalem.
Ik was heel blij toen mijn vrienden mij vroegen: ‘Ga je mee naar het huis van de Heer?’
En nu staan we echt in Jeruzalem binnen de muren van de stad.
Jeruzalem is prachtig gebouwd met sterke en stevige muren. De stammen van Israël komen er bij elkaar. Zij zijn het volk van de Heer, ze brengen Hem eer. Zo doen ze wat Hij wil. Jeruzalem is de stad van David. Zijn nakomelingen regeren daar en ze spreken recht over het volk.
Bid om vrede en rust voor Jeruzalem, voor mensen die houden van deze stad. Laat er vrede zijn in de stad. Laat er rust zijn binnen de muren.
Ik bid om vrede voor de stad, want daar wonen mijn familie en vrienden. Ik bid om geluk voor Jeruzalem, want daar staat de tempel, het huis van de Heer, onze God. 

Dit psalter hoort thuis bij de liederen van Sion. De dichter geeft uiting aan zijn vreugde die Hij als pelgrim ervaart bij het zien van de heilige Stad. Het is het lied van een enkeling die midden in een menigte nu eens alleen, dan weer met de andere pelgrims samen zijn lied zingt. Het centrale punt van het psalter vormt het gebed om vrede voor de stad. 

Het lied beschrijft de schoonheid van Jeruzalem waarin niet alleen de regeringszetel gesitueerd is maar ook JHWH zijn troon gevestigd heeft.
Als je vandaag de stad binnenrijdt zie je aan weerskanten van de weg borden staan waarop staat:  ‘Bid om vrede voor Jeruzalem.‘ ( Psalm 122:6) Indrukwekkend, vandaag meer dan ooit. 

Terwijl het in andere psalmen ook om de almacht en het wezen van JHWH gaat, staat deze psalm vol met beschrijvingen over de stad zelf. De aandacht van de dichter is meer gericht op de spirituele beleving van Jeruzalem, dan op haar theologische aspecten. 

De dichter heeft gebruikgemaakt van mooie woordspelingen. Je leest in de NBV woorden als ‘ Jeruzalem, stammen, zetels, vrede, omwille van ‘. Het lied heet niet voor niets ook wel het ‘ lied van traptreden’. Je ziet door de woorden heen de pelgrim trede voor trede omhoog gaan, naar de ingang van de stad, terwijl zijn gedachten al binnen de stad vertoeven. 

De pelgrim drukt uit hoe hij zich aangespoord wist om naar Jeruzalem te gaan, de stad binnen te lopen en tenslotte – eindelijk gearriveerd – de stad te bezingen. De opdracht van de Heere was vervuld! Die opdracht gold voor alle grote feesten: Pascha, Wekenfeest en Loofhuttenfeest. De festiviteiten vonden hoofdzakelijk  in en rond de tempel plaats. 

De dichter was er helemaal van onder de indruk. De machtige bouw van de muren en van het tempelcomplex waren een heenwijzing naar de macht en kracht van God. Door het woordgebruik van de dichter wordt de aandachtige lezer er nog eens extra bij bepaald hoe groot de verbondenheid was tussen God en Zijn volk. 

In Jeruzalem bevonden zich de tronen van het Davidische koningshuis. De rechterzetels werden bezet door adviseurs, zonen van de koning, en eventuele troonpretendenten. In Israël is de Davidische dynastie door God ingesteld. Ze vormt de garantie van de rechtspraak die vanuit Jeruzalem het volk ten dienste stond. Daarbij was de koning de hoogste rechter. Het was dus een bijzonder goede zaak om op te roepen tot gebed voor de vrede van Jeruzalem. 

De dichter verlangde ernaar dat de stad rust en vrede zou ervaren. Die vrede was inherent aan de situatie waarin de inwoners van de stad zich bevonden. Wie begaan was met Jeruzalem, bad voor haar vrede. 

De vrede en rust waarover de dichter schreef moet je opvatten als ‘ harmonie en welvaart.’ De dichter riep op tot gebed voor pelgrims en voor alle leden van de verbondsgemeenschap. Beide belangen vatte hij in één adem samen omdat er verbondenheid bestond tussen die twee. Vrede voor de inwoners, en voor de pelgrims betekende automatisch vrede voor de stad. Het huis van God blijft onder alles wat de dichter schreef centraal staan. Het psalter begint en eindigt ermee. 

De bouw van de stad ziet op de geestelijke Bouwmeester. Het was Christus die in alle noden van de stad voorzag. Hij gaf het koningshuis, en via dat koningshuis wetten en recht. Hij was het die de dichter aanbad. Zo zijn alle woorden en beelden samengekomen om een danklied tot Gods eer te vormen. 

Psalm 122 is de eerste van vijf pelgrimsliederen. De oproep tot het gaan naar de tempel en tot het gebed hebben alles te maken met de Toevlucht die God is. Het is JHWH die uitkomst bood hoe het leven er ook uitzag. Was het leven goed, dan konden de pelgrims er dankoffers ontsteken. Was het leven niet goed, dan konden ze er hun gebeden en andere brandofferanden brengen. 

Jezus Zelf verlangde zo intens naar de vrede van de stad dat Hij huilde toen Hij de stad zag liggen. Hij moest constateren dat de inwoners niet begrepen wat de vrede was. Ze begrepen niet dat het om Hem ging, om de Messias, de van God Gezondene( Lucas 19: 42-44). 

Jeruzalem stad van goud (youtube.com)