Paulus aan Timotheüs

1 Timotheüs 6 : 12 

Sinds de achttiende eeuw worden de twee brieven die Paulus aan Timotheüs schreef samen met de brief aan Titus de Pastorale Brieven genoemd. Ze zijn niet aan een gemeente, maar aan een persoon gericht, en ze bevatten instructies voor mensen die leiding geven in een gemeente. We lezen aanwijzingen over hoe oude mensen, vrouwen, jongeren en slaven zich horen te gedragen. Er zijn deskundigen die ontkennen dat deze brieven door de apostel Paulus geschreven zijn. Om deze uitingen te staven gebruikten ze literaire, theologische en historische argumenten. De literaire argumenten geven aan dat er nogal wat verschillende termen en uitdrukkingen voor dezelfde onderwerpen gebezigd worden. Maar omdat Paulus gebruik maakte van secretarissen, is dat argument niet steekhoudend. 

Het theologische argument gaat over het type dwaling dat Paulus bestreed. Dat zou volgens sommige verklaarders een vorm van gnostiek zijn, een leer die kennis en wetenschap centraal stelde. Men heeft ook wel beweerd dat de gemeente in de Pastorale brieven meer hiërarchisch van structuur zou zijn dan de andere brieven van Paulus. Maar dat klopt ook niet helemaal. Timotheüs zelf had in Efeze meer gezag dan andere leidinggevenden binnen de gemeente, Dit feit wijst op de realiteit dat Efeze nog een zendingsgemeente was. 

Het historische argument tegen het auteurschap van Paulus is dat de historische gegevens in de Pastorale brieven niet in overeenstemming zijn met de Handelingenbrief. Nu moet gezegd worden dat deze laatstgenoemde brief maar een beperkte samenvatting van Paulus` leven en werk was. Hoe we ons de historische omstandigheden ook precies voorstellen, er is geen reden om de Pastorale brieven van Paulus voor onecht te verklaren. De brieven aan Timotheüs en Titus zijn wel degelijk te combineren met het leven van Paulus zoals het gedeeltelijk beschreven staat in het boek Handelingen. 

Timotheüs was Paulus` trouwste leerling en zijn toegewijde helper. Hij heeft zich waarschijnlijk tijdens het eerste verblijf van Paulus in Lystra bekeerd tot Jezus Christus. ( Handl. 14 : 7 – 20 ) Daar in Lystre zag Paulus hem tijdens zijn tweede zendingsreis terug. Hij nam vervolgens Timotheüs met zich mee ( Handelingen 16 : 1 – 3 ) 

Timotheüs had een Joodse vader en een niet – Joodse moeder, en hij was in die tijd nog niet besneden. Maar uit strategische zendingsoverwegingen ( ze zouden in contact met de Joden komen ) liet Paulus hem toch besnijden. 

In de tijd dat Paulus zijn brieven aan Timotheüs schreef was hij nog een jonge man. Hoogstwaarschijnlijk had Timotheüs een zwakke gezondheid ( 5 : 23 ) en was het nodig dat Paulus hem steeds moed insprak. Uit het feit dat Paulus Timotheüs de zorg voor de gemeente te Efeze toevertrouwde blijkt dat hij veel vertrouwen in hem stelde. 

Binnen een tijdsbestek van een aantal jaren had zich een bepaalde structuur binnen de gemeente van Efeze ontwikkeld. Woordbediening en het geloofsonderricht hadden een belangrijke plaats gekregen. De gemeente moest echter niet alleen in de juiste leer onderwezen worden, maar er moesten ook dwalingen bestreden worden. Het kostbare goed van het Evangelie moest aan de volgende generaties gelovigen doorgegeven worden. 

Vanaf het vijfde hoofdstuk van de brief aan Timotheüs haalde de apostel Paulus verschillende groeperingen gemeenteleden voor het voetlicht om deze mensen allerlei goedbedoelde adviezen mee te geven. De situatie waarin de gemeente van Efeze zich bevond  bracht Paulus ertoe om speciale aandacht aan weduwen en oudsten te geven. De gemeenten uit die tijd bestonden uit totaal andere groeperingen dan wij nu gewend zijn. Er waren geen sociale voorzieningen en weduwen waren aangewezen op de liefdadigheid van ruimer bedeelde gemeenteleden. Geen wonder dat deze mensen hun toevlucht binnen de kerk zochten.  De gemeente moest zich ervan vergewissen of weduwen zelf wel in hun materiële noden konden voorzien. ( 5 : 3, 4, 8, 16 ) Als ze het slecht hadden moesten zij door de gemeenschap geholpen worden. ( 5 : 9, 10 ) Het zag er helaas naar uit dat sommige jongere weduwen voor problemen gezorgd hadden binnen de gemeente. Dat kwam omdat zij zich onder invloed van dwaalleraren gesteld hadden. ( 2 Tim. 2 : 12 / 2 Tim. 3 : 6, 7 ) Paulus stelde de oudere weduwen aan als een soort mentoren die jongere weduwen met hun levenswijsheid moesten coachen. 

Na alle restricties die hij opschreef bemoedigde Paulus de oudsten van de gemeente. Hij maakte zich grote zorgen over de invloed van dwaalleraren en gaf daarom zijn geestelijke zoon Timotheüs aanwijzingen hoe hij met deze situaties om moest gaan. ( 5 : 17 – 25 ) 

Er was nog een andere groepering binnen de gemeente van Efeze die Paulus` speciale aandacht vroeg. Dat waren de slaven. In die tijd was slavernij nog een geaccepteerd gegeven. Hoewel de nieuwe leer van Jezus Christus christelijke vrijheid propageerde, wist Paulus dat de praktijk weerbarstig was en geduld vereiste. Met deze pijnlijke werkelijkheid hield hij rekening toen hij schreef: “ Wie het slavenjuk draagt, moet zijn meester hoogachten zodat Gods naam en de leer niet worden bespot. “ Het was natuurlijk uiterst gecompliceerd om als slaaf met je meester in één en dezelfde gemeente te zitten en dan ineens voor de Heere God op dezelfde hoogte te staan. Paulus` doel was dat de gemeente een eenheid bleef en dat er een goed getuigenis van haar uitging. Geloof en liefde moesten de kernwoorden van ieders bestaan zijn of worden! Paulus waarschuwde Timotheüs dan ook om slaven aan te moedigen hun meesters te gehoorzamen. en dat hij niets te maken moest willen hebben met mensen die de leer van Christus verdraaiden. Bovendien moest hij zich blijven conformeren aan de nieuwe leer van Jezus Christus. Hoewel het christendom de slechtste handelszaak ter wereld was, vormde ze de beste roeping voor een mens aldus Paulus. Echte Godsvrees gaf mensen een goed geweten en een tevreden gevoel. Maar dat zou lang niet altijd te merken zijn. Wie de hemel wilde binnengaan, zou zijn weg daarheen moeten bevechten. Dat was op zichzelf een goede strijd en de uitkomst zou de eeuwige vrede zijn. Het eeuwige leven was de kroon die Paulus Timotheüs voorhield. Die kroon moest hij proberen te bemachtigen als iemand die bang was om haar te verliezen. 

Paulus gaf Timotheüs een plechtige opdracht. Hij beval hem om voor Jezus Christus te leven en geen verkeerde dingen te doen. Hij moest leven als een gelovige en voor honderd procent op God vertrouwen. Daarbij moest hij de kwaliteiten geduld en vriendelijkheid in zijn karakter blijvend blijven ontwikkelen. Hij moest uiterst vredelievend en vriendelijk zijn, en alleen met betrekking tot het geloof uiterst strijdlustig blijven. Paulus was verre van lijdelijk toen hij Timotheüs deze raadgevingen gaf. 

Volgens Paulus had Timotheüs verklaard alles over te hebben voor zijn geloof in Jezus Christus. Hij herinnerde hem aan de belijdenis die hij zelf afgelegd had en gaf hem een plechtig bevel. ¨  Timotheüs, doe alles wat ik je geschreven heb, en doe dat op een volmaakte manier. God – Die aan iedereen het leven geeft – weet dat ik dat van je vraag. En Christus die open en eerlijk de waarheid vertelde aan Pontius Pilatus weet dat ook. Blijf alles doen wat ik je geschreven heb, totdat onze Heere Jezus Christus komt. God beslist wanneer dat zal zijn. “ schreef hij. Op de grote dag van het oordeel zou ook Timotheüs rekenschap af moeten leggen over de manier waarop hij dat gedaan had. 

Nadat Paulus zijn raadgevingen beëindigd had, gaf hij Timotheüs nog meerdere aanwijzingen over het omgaan met een derde groep mensen, de rijken. Zij moesten uiterst goed en mild zijn in het uitdelen van hun goederen en have. Bovendien mocht er geen kriezeltje trots bij hen te bespeuren zijn. De juiste uitleg van alles wat Paulus beschreven had legde hij met volle vrijmoedigheid bij zijn geestelijke zoon neer. Timotheüs moest er op bedacht zijn dat er veel valse leraren de gemeente van Efeze binnen zouden dringen die zoveel onwaarheden zouden verkondigen dat ze de Heere God daarmee zouden beledigen. Ze zouden zich niet dicht bij het geschreven Woord van God houden. Timotheüs moest er alles aan doen om het Woord van God boven alle wetenschap verheven te houden. Mensen die het verstand boven het geloof wilden stellen liepen namelijk het gevaar het geloof te verliezen. 

De apostel eindigde zijn raadgevingen aan Timotheüs met een plechtig gebed en met een zegen. 

Paulus wist dat Timotheüs aan veel kritiek blootstond, zijn gezag zou betwist worden en de initiatieven die hij nam werden altijd bekritiseerd. Daarom gaf Paulus hem een mandaat om zijn optreden te rechtvaardigen. Vooral als hij mensen moest bekritiseren of terechtwijzen. De brief van de apostel Paulus gaf hem daartoe het recht. ( De Bijbel in gewone taal, MH, SB ) 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *