Op weg naar Pinksteren ( 8 )

Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tegenwoordige tijd in geen verhouding staat tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard. De schepping ziet er reikhalzend naar uit wie Gods kinderen zijn. Want de schepping is ten prooi aan zinloosheid, niet uit eigen wil, maar door Hem die haar daaraan heeft onderworpen. Maar ze heeft hoop gekregen opdat ook de schepping zelf zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt. Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensnood zucht en lijdt. En dat niet alleen, ook wijzelf, die als voorschot de Geest hebben ontvangen, ook wij zuchten in onszelf, in afwachting van de openbaringen dat we kinderen van God zijn, de verlossing van ons sterfelijk bestaan. In deze hoop zijn we gered. Als we echter nu al zouden zien waarop we hopen, zou het geen hoop meer zijn. Wie hoopt er nog op wat hij al kan zien? Maar als wij hopen op wat nog niet zichtbaar is, blijven we in afwachting daarvan volharden. ( Romeinen 8 : 18 – 25 ) 

Terwijl de corona-crisis zijn tienduizenden verslaat blijven natuurrampen en alle andere humanitaire en klimaattragedies onafgebroken doorgaan. De WHO verklaarde deze week dat Zuid Amerika een nieuw epicentrum geworden is van de wereldwijde pandemie. Achter de schermen en het rumoer grijpt China met een nieuwe wet op de nationale veiligheid rechtstreeks in in Hongkong. “Dit is het einde van Hongkong zoals we dat kennen” reageren voorstanders van de democratie. In Italië worden illegale migranten uitgebuit. De kranten schrijven niet zo uitgebreid over natuurrampen als anders, maar ontelbare mensen zijn overal ter wereld nog bezig om zich te herstellen van tsunami’s, orkanen, en aardbevingen. De humanitaire ramp die zich op Lesbos voltrekt is niet in woorden te beschrijven. 

We hoeven geen onheilsprofeten te zijn om ernstig over al deze dingen na te denken. Lijden, overal. In het leven van individuele mensen, in een wereldwijd virus, in de natuur en in de schepping. Als we ons door onze natuurlijke gedachten zouden laten beïnvloeden, zouden alle wijsheid, inzicht, en het overzicht ons in de steek laten. 

Kinderen van God laten zich leiden door de Heilige Geest die de Vader geschonken heeft. Hoewel ze met hun leven en lichaam nog deel uitmaken van de schepping, en er in uiterlijk opzicht geen verschil is met andere mensen leeft hun geest voortdurend met God.  

Alles waar wij ons hier op aarde druk om maken, is van voorbijgaande aard, broos, oppervlakkig en onbeduidend als je het tegen de eeuwigheid afzet. Salomo noemde in het boek Prediker achtendertig keer het woord “ ijdelheid”. Hij deed dat niet om te zeggen dat er niets echt de moeite waard zou zijn, maar om het weinig betrouwbare karakter van het leven en van de menselijke verworvenheden weer te geven. Het waarnemen ervan als we met eeuwigheidswaarden geconfronteerd worden, kan ons hart met teleurstelling of verdriet  vullen. 

De grote levensvragen kunnen we niet met ons natuurlijk verstand beantwoorden.Dat lukt alleen maar als we het rechtvaardige oordeel van God geloven, en ermee instemmen. De schepping is na de zondeval aan lijden en sterven ondergeschikt gemaakt. Wanneer je hart hierdoor getroffen wordt,  kan het met despair en afgrijzen vervuld raken. Een hopeloos gevoel maakt je hart zwaar en donker. Toch is dit niet Gods bedoeling. Hij leidt Zijn kinderen zodanig dat ze leren om hun verwachting van dit aardse leven af te halen, en op de toekomstige heerlijkheid te vestigen. 

Wat zo mooi is aan een tot God gewijde ziel is, dat de zielsgesteldheid zich met de Heere Jezus identificeert. Het leven van een kind van God ligt in zijn ziel. Door genade wordt het sterven een bevrijding van de geest uit het lichaam. 

Er is een spanningsveld tussen het natuurlijk en geestelijk leven. Daarom hebben kinderen van God een aparte strijd te strijden. Ze hebben naast de strijd om het dagelijks bestaan nog een inwendige strijd in hun ziel. Lang niet altijd zichtbaar voor anderen, maar ze is er wel. De Vader in de hemel weet dat en staat hen altijd bij. Hij schildert hen de weegschaal voor ogen, waarbij ze aan de ene kant zien dat al het lijden dat hen in dit leven overkomt, en dat zij om zich heen waarnemen, maar ook alle zegeningen maar nietig zijn, en kort. De heerlijkheid die God hen biedt is daarentegen ongelooflijk rijk, groot, en eeuwig. 

Heiligen van God lijden een bijzonder lijden. God deed hen grote en dierbare beloften. Ze wachten biddend op de vervulling. God Zelf doet intussen een bijzonder werk. Hij bevestigt de woorden van God aan hun hart. De schepping is helaas bezoedeld en bevlekt. Veel van haar schoonheid is verloren gegaan. De zonde is een nameloze last voor alles en iedereen. Maar dat zal niet altijd zo blijven beloofde God. 

Zoals Bunyan grote gedeelten van zijn levensweg alleen moest afleggen, moeten kinderen van God dat inwendig vaak ook. Gods heiligen zijn vaak verborgen en leven onder het kaf en koren. Toch houdt de hoop nooit op te branden. Het geloof houdt het oog op de beloften van God. Het loopt over een weg die oneffen is, en lang. Eigenlijk is het pas vervuld als het bij God aankomen zal, in het eeuwige leven. Daarom heeft de gelovige de hulp van de Geest zo nodig om daar steeds opnieuw bewust van te worden, en te blijven. De Geest richt hen steeds weer op de grondlegger en voltooier van hun geloof, Jezus Christus!

 

Geef een reactie