Numeri 11

Numeri 11 en 12 beschrijven drie belangrijke gebeurtenissen die voorvielen op de reis van Israël naar het beloofde land. Terwijl het volk vlak na de uittocht uit Egypte het woord van de Heere steeds in acht nam ( Num. 1: 54/ 2: 34/ 4: 49 ), veranderde hun houding zo langzamerhand. In Numeri 11 ontmoeten we een volk dat in opstand komt tegen de leiding en besluiten van JHWH. Op den duur keerden zelfs Mirjam en Aäron zich tegen Mozes, die toch steeds zijn uiterste best deed om de besluiten en voornemens van Zijn God kenbaar te maken. De houding en de sfeer van de Israëlieten verslechterde zienderogen en zouden een dieptepunt bereiken wanneer Israël aan de grens van Kanaän zou komen. De positie van Mozes als leider komt duidelijk naar voren, maar werd helaas erg betwist en ondergraven. Het werd Mozes te erg. Hij hoorde dat iedereen zich aan het beklagen was, en wendde zich in zijn radeloosheid tot God. “ Ik alleen kan dit volk niet dragen, het is mij te zwaar Heer! “zuchtte hij. En de Heere hoorde zijn klacht aan. Numeri 11 schetst een helder beeld van de worsteling van Mozes, en van zijn zoektocht om zijn recht te vinden bij de Heere. Gelukkig bevestigde de God van hemel en aarde Mozes in zijn leiderschap. 

De Israëlieten klaagde over het ‘ slechte ‘. Er wordt niet precies gezegd in de tekst waarover het ging, maar duidelijk is wel dat er geen dag voorbij ging zonder klachten van de kant van het volk. Nadat ze lang aan de Sinaï gelegerd waren, viel de lange reis door de hete woestijn dubbel tegen. Het moreel verzwakte zienderogen. Het klagen van het volk viel niet in goede aarde, de Heere strafte het volk door een vuur te ontsteken dat aan de rand van de legerplaats mensen verteerde. Mozes maakte er door zijn voorbede een einde aan en noemde de plaats waar het onheil zich voltrokken had ‘ Tabera’. 

De mensen waren geschrokken, maar het duurde niet lang of het gemor begon opnieuw Ze waren intussen verder getrokken en aangeland in Kibroth Hattäawa. Deze keer ging het om het dagelijks voedsel, het manna. Het wonder van dit verschijnsel was er allang af voor de mensen. Sterker nog, ze waren het manna beu. Ze vonden er niets meer aan, en verafschuwden het. Ze riepen naar Mozes dat hun ziel ervan uitdroogde. Numeri 11 beschrijft het manna nog eens nadrukkelijk om aan te geven van welk een excellente kwaliteit dit voedsel was. ‘ Het manna leek op korianderzaad en de kleur ervan leek op de kleur van balsemhars’ ( Numeri 11: 7 ) Wanneer de mensen het manna geraapt en gemalen hadden, bakten ze er koeken van die zoet van smaak en licht van structuur waren. De positieve beschrijving van het manna in deze verzen doet de onrechtmatigheid van het gemor van de Israëlieten des te sterker naar voren komen. Het leek nergens op dat ze zich beklaagden. 

Mozes keek het gemopper van het volk met lede ogen aan. Hij zag alleen maar gezinnen die ontmoedigd en boos waren. Niemand leek nog dankbaar voor de verlossing uit Egypte. Het was bijzonder kwaad in zijn ogen. Wanhopig wendde Mozes zich tot God en zei dat hij het niet meer aankon. ‘ Ik was niet degene die het volk baarde, of voortbracht Heer, ik heb de landbelofte niet gegeven.’ riep hij moedeloos. Nu wilden ze weer vlees te eten hebben, terwijl Mozes geen idee had waar hij dat vandaan moest halen. Als JHWH deze loodzware taak nog langer op zijn schouders liet drukken, dan zou Mozes net zo lief sterven, zei hij. 

God in de hemel hoorde de klachten van Mozes aan. Hij antwoordde hem op zijn vragen. Mozes moest om te beginnen 70 oudsten uit het volk zoeken die hem in de taken rondom zijn leiderschap konden helpen en bijstaan. Het moest gaan om ‘ oudsten en opzieners’ betrouwbare mannen die het volk zouden kunnen steunen en sturen. De mensen die zo bleken te zijn moesten zich verzamelen bij de ontmoetingstent, dan zou Jahweh een deel van de Geest die op Mozes rustte, op de oudsten leggen. Op die manier zou de last van het leiderschap gedeeltelijk van Mozes afgenomen worden, terwijl hij toch de uiteindelijke leider van het volk zou blijven. Het gebeurde op het moment dat de Geest op de oudsten kwam, dat ze profeteerden. Maar daarna deden ze dat niet meer. Door dit profeteren bevestigden ze het feit dat de Heere Zelf hen aanstelde als leiders van Zijn volk. 

Maar er gebeurde iets bijzonders. Er waren maar 68 mannen van de uitgekozen 70 naar de legerplaats gekomen. De andere twee mannen – Eldad en Medad – waren in de legerplaats achtergebleven. Ook zij werden vervuld van de Geest van Mozes, en ze profeteerden, terwijl ze niet in de ontmoetingstent aanwezig waren. Een jonge jongen – die later Jozua zou blijken te zijn – had dit gezien en gehoord. Hij vertelde aan Mozes wat er gebeurd was. Maar terwijl Jozua dacht dat het verkeerd was, stelde Mozes hem gerust. Het was het werk van de JHWH om mensen met Zijn Geest te vullen. Hij zou niets liever zien dat dat het hele volk van die Geest vervuld zou raken. 

Nadat de Heere alles via Mozes geregeld had, trokken hij en de oudsten van Israël zich terug om te wachten op de dingen die komen zouden. Hun vraag naar vlees zou op een overweldigende manier beantwoord worden. Er zou zo’n overvloed aan vlees komen dat de Israëlieten een voedselvoorraad voor een maand aan zouden kunnen leggen. 

Opeens stak er een geweldige wind op die door de Heere werd ontstoken. De wind kwam van de kant van de zee. De Israëlieten grepen hun tentpinnen vast, en keken ongerust naar de lucht. Ze zagen een enorme donkere wolk aankomen. De wind voerde kwakkels met zich mee, eetbare, fazantachtige vogels die vlak over de grond vlogen. De mensen juichten van vreugde en verzamelden twee dagen en een nacht lang vogels. Iedereen had minimaal 10 homer vogels – ongeveer 1000 exemplaren. Sommige mensen hadden zo’n zin in vlees dat ze de vogels niet eens slachtten of braadden. Waarschijnlijk legden ze de dieren alleen maar in de zon om te drogen, zoals dat in Egypte nog wel de gewoonte is. Maar het was tegen de wil en regel van God. Daarom werd JHWH woedend, en doodde hij veel mensen. 

Wat een moeilijke situatie. De mensen waren steeds maar voor even tevreden te houden. Mozes trok zich al meer terug en raakte duidelijk geestelijk vermoeid van alles. Hij lijkt in dit alles op Elia en Jeremia, die hun kracht ook weg zagen ebben door de grote weerstand die ze steeds ondervonden. 

Het volk van Israël is uiteindelijk toch in Kanaän terecht gekomen, maar het was geen mooie, goede reis. Waren ze maar gehoorzamer geweest, en hadden ze maar meer verdragen.

Het leven hier op aarde is niet altijd makkelijk. Maar wie aan Gods hand gaat en zich door Hem laat leiden, die zal nooit ontbreken wat er nodig is om Hem te volgen, langs bezaaide en onbezaaide wegen, door voor- of tegenspoed, in ziekte en gezondheid. door alles heen! 

3 responses to “Numeri 11

  1. I see You’re actually a good webmaster. The web site loading
    velocity is amazing. It kind of feels that you are doing any distinctive trick.

    Moreover, the contents are masterpiece. you’ve done a
    great task in this topic! Similar here: <a href="[Link deleted]sklep and also here: <a href="[Link deleted]zakupy

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *