Nadat Nehemia een eerste inspectie van de stad had uitgevoerd, en de Judeeërs aan het werk had gezet, kwam er natuurlijk weerstand. Dat is altijd zo bij het werk in Gods koninkrijk.
“ De God van de hemel zal zorgen dat ons plan lukt! Wij vereren Hem en zullen de muren van de stad weer opbouwen. “ had Nehemia zijn belagers geantwoord. Hij had de opstandelingen Sanballat en Tobia toegevoegd dat zij niets in Jeruzalem te zoeken hadden, en er maar beter voor konden zorgen dat ze van het toneel verdwenen. “ Jullie hebben niets te zeggen over Jeruzalem. Jullie horen niet in de stad en hebben hier nooit gewoond. “ zei hij resoluut.
Daarna waren ze allemaal aan de slag gegaan. Eljasib de hogepriester nam samen met zijn broeders, de priesters, het voortouw. Ze hielpen de bouwers op weg. De priesters herstelden de schaapspoort als eerste. De poort dankte zijn naam aan het feit dat daar de schapen doorheen geleid werden om in de tempel geofferd te worden. Daarom ondernamen de priesters het herstel ervan als eerste, omdat dan de vuuroffers in de tempel weer hervat konden worden. Van de schaapspoort wordt gezegd dat ze door het woord en het gebed geheiligd werden.
De ondernemers waren met zeer velen, iedereen nam een deel van het werk op zich, sommige mensen deden meer, anderen minder. Al naargelang de draagkracht van de mensen. Het was opvallend dat er zoveel mensen actief bij dit werk betrokken waren. Het waren zelf geen inwoners van Jeruzalem, maar ze hadden wel het algemeen belang op het oog. Ze dienden in geen enkel opzicht hun eigenbelang of voordeel.
Zo gingen ze allemaal aan de slag! Toen de poort eenmaal klaar was zetten ze er deuren in. Daarna maakten ze de muur tussen de Honderdtoren en de Chananeltoren af. Vervolgens bouwden de bewoners van Jericho aan een deel van de muur. En Zakkur, de zoon van Imri werkte weer aan een volgend stuk van de muur. Zonen van Senaä bouwde de Vispoort op. Ze zetten er nieuwe balken in, en deuren die goed op slot konden. Mermot de zoon van Uria en de kleinzoon van Hakkos repareerde een deel van de muur daarnaast. En zo ging het maar door. Alleen de rijke inwoners van de stad deden niets. Ze hielpen niet mee met het werk dat gedaan moest worden.
Er hielpen zelfs meisjes mee! Sallum, de zoon van Halloches repareerde samen met zijn dochters een deel van de muur. Sallum was de bestuurder van de helft van het gebied rond Jeruzalem. In alle poorten werden deuren ingezet die goed op slot konden. Malkia – een goudsmid – repareerde ook een deel van de muur. Het belangrijkste gedeelte – dat tussen de toren en de Schaapspoort gelegen was- werd door goudsmeden en handelaars gerestaureerd.
Het feit dat er verschillende oversten, zowel van Jeruzalem als van andere steden actief waren in dit werk, pleit voor hen. Het waren mensen die het aan hun eer verplicht achtten om het uiterste te doen waartoe hun rijkdom en macht hen in staat stelde. De edelen van Thekoa hadden geen zin om mee te werken. Ze deden alsof de waardigheid en de vrijheid van de adeldom hen ontsloeg van de plicht om God te dienen en goed te doen.
Jojada en Messulam deden mee aan het herstel van de oude poort. Ze waren zo medestichters en deelden mee in de eer ervan. Sommige verklaarders denken dat deze poort de Oude Poort genoemd werd omdat ze bij het Oude Salem hoorde dat ooit door Melchizedek gebouwd werd.
Verschillende goede en eerlijke kooplieden waren net als de priesters en oversten actief bij de restauratie van de stad betrokken. Goudsmeden, apothekers en kruideniers. Sommige bouwers die het eerst klaar waren, hielpen hun broers met het zware werk. Ze namen een ander deel op zich en begonnen te werken daar, waar ze zagen dat het het meest nodig was. ( vs 4, 21, 27 )
Er wordt niets over Nehemia gezegd. Deed hij niets? Jazeker, hoewel hij niet een bepaald deel van de muur verbeterde, deed hij meer dan alle anderen. Nehemia had van zijn God het opzicht over iedereen gekregen. De helft van Nehemia`s bouwers werkte op plaatsen waar het het meest nodig was, en de andere helft stond op wacht ( Nehemia 4 : 16 ). Nehemia ging overal langs, gaf de bouwers aanwijzingen, bemoedigde, en werkte zelf ook keihard. Hij hield bovendien een waakzaam oog op de bewegingen van de vijand.