Nehemia 13 : 1 – 14

Nadat Nehemia zijn onderneming om de heilige stad te ommuren tot een goed einde had gebracht, ging hij terug naar de koning in Babel die nog altijd zijn werkgever was en hem eigenlijk helemaal niet kon missen. Nehemia ging weer aan de slag, maar zijn hart bleef achter in Jeruzalem. Gelukkig kreeg hij na een poosje verlof om terug te gaan.

Al eeuwenlang bestond er een wet die voorschreef dat Israël zich niet mocht vermengen met de omwonende volken en zich niet als een melting-pot van culturen mocht voordoen.  

De wet die dit verbood werd voorgelezen op de dag dat de stadsmuren van Jeruzalem ingewijd werden. Op de eeuwenoude boekrol was te lezen dat de Ammonieten en Moabieten niet geneutraliseerd mochten worden, en zich niet onder het Israëlitische volk mochten vestigen. Dat kwam omdat ze beledigend en kwaadwillend waren geweest. Ze hadden de Israëlieten helemaal niet beleefd behandeld toen ze aankwamen in het beloofde land, en zelfs hun ondergang gezocht. ( Deut. 23 : 5 ) “ Ook de Ammonieten en Moabieten zullen nooit bij het volk van de Heere horen. Want zij gaven jullie geen eten en drinken toen jullie uit Egypte kwamen. En ze wilden dat Bileam, de zoon van Beor uit Aram- Naharaïm een vloek over jullie zou uitspreken. Maar de Heer, jullie God heeft niet naar Bileam geluisterd. Hij heeft van de vloek zelfs een zegen gemaakt. Dat deed Hij omdat Hij van jullie hield.” staat er in Deuteronomium. 

Toen de inhoud van de woorden van de wet tot de Joden doordrong, waren ze daar zwaar van onder de indruk. Vervolgens verklaarden ze zich volledig bereid om deze wet alsnog na te leven en ze stuurden iedereen weg die niet bij hun volk hoorde. Het was nog geen Pinksteren ( Handelingen 2 ), Jezus Christus was nog niet gekomen om het verschil tussen heidenen en Joden ongedaan te maken. 

Er waren allerlei vervelende dingen gebeurd. Eljasib, een hogepriester die in de voorhof van de tempel woonde, had een grote vijand van het volk Israël een woning in de tempel gegeven. Tobia was een Ammoniet en had een grote hekel aan Nehemia. ( zie Neh. 2 : 10 ) Daar had Eljasib geen boodschap aan gehad, integendeel. Hij was getrouwd met een vrouw uit de familie van Tobia. Bovendien was zijn kleinzoon getrouwd met een dochter van Sanballat, ook al iemand die de Israëlieten haatte. Deze feiten gingen allemaal lijnrecht in tegen de bepalingen van de wet van de Heere die voorschreef dat een priester met iemand van zijn eigen volk moest trouwen. ( Leviticus 21 : 14, 15 ) 

Dat Tobia de Ammoniet met eerbied in Israël onthaald werd in de voorhoven van de tempel was hetzelfde als het uitdagen van God Zelf. Eljasib had gezegd dat Tobia een grote kamer in de tempel mocht gebruiken. Die kamer was bedoeld om er allerlei heilige voorwerpen in te bewaren. Nehemia was in Babel en merkte pas wat van deze wantoestanden toen hij weer terug was in Jeruzalem. De Elohim gaf hem de moed om in te grijpen. Het was helemaal verkeerd dat deze Eljasib een kamer bij het plein van de tempel aan Tobia weggegeven had. Zonder zich te bedenken gooide Nehemia alle spullen van Tobia uit de tempel en gaf de priesters opdracht om ervoor te zorgen dat de grote kamer weer rein werd. Daarna bracht hij alle heilige voorwerpen terug en vulde ze opnieuw met voorraden voor de graanoffers en wierookoffers. 

Er was nog meer fout gegaan. De Levieten kregen hun deel van de offers niet meer. Daarom was hun arbeidsethos verflauwd. Uiteindelijk waren de Levieten en zelfs ook de zangers met hun werk in de tempel gestopt om op hun eigen land te gaan werken en op die manier in hun levensonderhoud te voorzien. Nehemia was bijzonder verontwaardigd toen hij dat zag en ging direct naar het stadsbestuur van Jeruzalem. 

“ Waarom hebben jullie niet goed voor de tempel gezorgd? “ riep hij woedend. Het stadsbestuur had geen enkel steekhoudend argument als weerwoord.  Nehemia wachtte niet op antwoord, maar riep iedereen op om weer naar de tempel te komen en zette ze allemaal weer aan het heilige dienstwerk. De Heere neigde de harten, en herstartte het werk in de tempel. Alle Judeeërs brachten weer het tiende deel van het koren, de wijn en de olijfolie naar de tempel. 

Nehemia bleef een leidende rol houden bij de wederopbouw van Jeruzalem en het herstel van het Joodse leven. Hij gaf de priesters Selemja de schrijver, Sadok en de Leviet Pedaja de opdracht om de kamers te bewaken waar de tempelvoorraad lag. Chanan, de zoon van Zakkur, en de kleinzoon van Mattanja moesten daarbij helpen. Het waren mannen die bij iedereen als betrouwbaar te boek stonden. 

Toen alles weer enigszins draaide zuchtte Nehemia verlicht. Hij wendde zich tot Zijn God. De God die hem zo trouw had bijstaan en hem wijsheid en inzicht gegeven had. “ Gedenk mijner, mijn God! “ bad hij. Bijzonder, hij vroeg niet om een beloning omdat God Zelf  zijn beloning was! 

 

https://www.youtube.com/watch?v=S5ajdTh3lXQ

One response to “Nehemia 13 : 1 – 14

  1. You’re in reality a excellent webmaster.
    The website loading speed is incredible. It sort of feels that you’re doing
    any distinctive trick. Furthermore, the contents are masterpiece.
    you’ve performed a magnificent activity on this
    matter! Similar here: <a href="[Link deleted]sklep and also here: <a href="[Link deleted]

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *