Mattheüs 6 : 5 – 8

“En wanneer jullie bidden, doe dan niet net als de huichelaars die in graag in de synagoge en op elke straathoek staan te bidden zodat iedereen hen ziet. Ik verzeker jullie : zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als jullie bidden trek je dan in je huis terug, sluit de deur en bid tot je Vader die in het verborgene is. En jullie Vader die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. Bij het bidden moeten jullie niet eindeloos voortprevelen zoals de heidenen die denken dat ze door hun overvloed aan woorden verhoord zullen worden. Doe hen niet na! Jullie Vader weet immers wat jullie nodig hebben nog voor jullie het Hem vragen.” 

De Heere Jezus nodigde Zijn toehoorders uit om de manier waarop de mensen hun relatie met God beleefden eens nauwkeurig onder de loep te nemen. Hij koos daarvoor drie kernaspecten van het godsdienstige leven uit: de aalmoes, het gebed, en het vasten. 

Evenals Jezus het geven van aalmoezen een vanzelfsprekende zaak vond, ging Hij ervan uit dat Zijn leerlingen het tot een vaste gewoonte hadden om de Joodse gebeden te bidden. 

De Joden hadden vaste gebedstijden: `s morgens, `s middags en `s avonds. ( Psalm 55 : 18 / Daniël 6 : 11 / Hand. 3 : 1 / 10 : 3 , 30 ) Zo rond het middaggebed werd er op bazuinen geblazen en dan werd iedereen geacht zijn werk neer te leggen en te bidden. Voor het morgen – zowel als het middaggebed gold de regel dat je deze gebeden overal kon bidden, waar je jezelf op dat tijdstip ook bevond. Het maakte niet uit of je in huis was of op straat. De gewiekste farizeeën richtten het zo in dat ze zich precies op het moment dat een van de gebedsuren aangekondigd werd, op de hoeken van de straat bevonden. Zo kon iedereen zien dat ze aan het bidden waren. Dit is de enige Bijbelplaats waar Jezus het openbare gebed bekritiseerde. Hij keek in de harten van de mensen en wist precies waarom ze zich gedroegen zoals ze deden. Daarom veroordeelde Hij het gebed van de farizeeën.  

De binnenkamer waarover Jezus het had, was de zogenoemde tameion, een voorraadkamer die tegelijkertijd de ruimte was waar de mensen hun meest waardevolle spullen bewaarden. Juist op deze plek hoorde het gebed thuis. 

‘ Sluit uw deur ‘ zo beval Jezus. Daarmee gaf Hij aan dat het gebed een tere zaak is, iets wat niet zomaar door iedereen gehoord hoeft te worden. Het gebed tot de God van ons leven is te ernstig om er ook maar enigszins een toneelstuk van te maken. In de afgesloten binnenkamer bewaart de Heere ons voor Zijn oordelen. ( Jesaja 26 : 20 ) Jezus bad ook op andere plaatsen zoals op een berg, of in het veld. Het ging Hem niet om de plaats, maar om de afzondering. Deze manier van bidden benadrukt het feit dat het gebed een zaak is tussen de Heere en onze ziel. Het bijzondere is dat de Heere er ook is, daar op die verborgen plaats.  De Vader ziet niet alleen ook in het verborgene ( vs 6, 8, 18 ) maar Hij is er Zelf aanwezig. ( vs 18 / 1 Tim. 6 : 16 ) 

Uit dit Bijbelgedeelte kun je concluderen dat het bidden tussen God en onze ziel iets is dat hoofdzakelijk in de binnenkamer gebeurd. Dit intieme en unieke aspect van het geloofsleven stemt overeen met het wezen van God. Het loon op ons gebed is niet zozeer een vergoeding voor iets, maar een gevolg van, een vrucht op het gebed. ( Matth. 7 : 7 ) “ Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. “ 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *