Mattheüs 26 : 61 – 68

“ Toen kwamen er twee mannen naar voren. Ze zeiden: “ We hebben Jezus iets horen zeggen over de tempel. Hij zei: Ik kan de tempel van God afbreken en binnen drie dagen weer opbouwen. “ 

Het vonnis was uitgesproken: Jezus had Zich aan Godslastering schuldig gemaakt! Door Zichzelf met God in verband te brengen en Goddelijk gezag toe te kennen. De hogepriester was intens verontwaardigd. Hij snauwde:  “ Waarom zegt u niets? U hoort toch wat de mensen zeggen?” Maar Jezus bleef zwijgen. Het was niet dat Hij niets te zeggen had, of niet wist wat Hij als verdediging aan kon voeren. Jezus was alwetend en almachtig.  Er lag een andere reden aan Zijn zwijgen ten grondslag: de profetie uit de Schriften moesten vervuld worden. Zoals een schaap stom is voor het aangezicht van zijn scheerders, deed Hij Zijn mond niet open. ( Jesaja 53 : 7 ) Jezus wilde de beschuldigingen niet ontkennen omdat Hij deze woorden in Zijn hart en wil gegrift had, en bereid was Zich aan het vonnis van het Sanhedrin te onderwerpen. Jezus wilde zwijgend voor Zijn rechters staan om ons voor Gods rechterstoel te rechtvaardigen. Omdat Jezus niets zei, hoeven Zijn volgelingen nooit meer beschaamd te zwijgen. 

De hogepriester dwong Jezus te antwoorden. “  Zo zeker als God leeft, geef antwoord! “ riep hij. Bent U de Messias, de Zoon van God? “ Dat was natuurlijk niet omdat de hogepriester dacht dat het wel eens waar zou kunnen zijn dat Jezus de Messias was. Hij wilde alleen maar een afdoende reden vinden om Hem van oplichterij en Godslastering te beschuldigen. De hogepriester misbruikte zijn ambtelijke eed om de Heere Jezus te dwingen Zijn eigen vonnis uit te spreken. 

Het antwoord kwam. Jezus zei: “  Het is zoals u gezegd hebt, Ik ben het. “ Hij had deze uitspraak zelden laten horen. Maar nu kon Hij het niet nalaten om de waarheid te belijden. Anders zou het lijken alsof Hij die ontkennen zou, terwijl Hij in de wereld gekomen was om daarvan te getuigen. Jezus wilde Zijn lijden niet ontgaan. Hij had beleden dat Hij de Christus was, om een voorbeeld en bemoediging voor Zijn volgelingen te zijn. Deze formulering gaf tegelijkertijd aan dat de hogepriester er totaal geen notie van had wat hij Jezus vroeg. De Heere Jezus corrigeerde de uitspraak van de hogepriester en de Messiasverwachting van de Joden. Als Messias was Hij ook de Zoon van de mensen. Als zodanig zou Hij terugkomen op de wolken van de hemel. ( Psalm 110 : 1 / Daniël 7 : 13 ) Eeuwen lang, tot op de dag van vandaag, zouden leerlingen van Jezus moed scheppen uit Zijn belijdenis, en Hem navolgen in het martelaarschap. 

“ U zegt het zelf. En Ik zeg jullie dit: Ik ben de Mensenzoon. Vanaf nu zullen jullie mij naast God zien zitten, aan Zijn rechterhand. En jullie zullen Mij uit de hemel terug zien komen, op de wolken van de hemel. “ zei Jezus rustig.  

De maat was vol! De hogepriester stond op en scheurde met theatrale gebaren zijn priestermantel aan flarden. Hij riep: “ Deze man beledigt God! We hebben geen getuigen meer nodig. Iedereen heeft kunnen horen dat hij God beledigd heeft. Hoe denken jullie daarover? “ Als uit één mond schreeuwden ze: “ Hij is schuldig aan Godslastering, en verdient de dood! “  Toen brak de hel los. Ze begonnen Jezus in Zijn gezicht te spugen terwijl ze Hem sloegen waar ze Hem maar raken konden. Ze schreeuwden: “  Zeg Messias, voorspel eens wie jou geslagen heeft? “  

De Joden waren er nog helemaal niet zeker van dat de Romeinse stadhouder het doodvonnis over zou nemen, daarom probeerden ze de Heere Jezus direct zo hard te treffen als maar mogelijk was. Ze vonden Jezus nog verachtelijker dan de grond waarop ze spuugden. Zo werd onze Heere als een misdadiger vernederd en beschaamd gemaakt. Daarom hoeven wij nooit met eeuwige schaamte en schande overdekt te worden. 

Vuisten sloegen, krakende klappen vielen op Hem neer. Ze sloegen zelfs met stokken alsof de Heere een gevaarlijk dier was. Nadat ze Hem geblinddoekt hadden daagden ze Hem uit om te zeggen wie Hem geslagen had. Ze vermaakten zich met Hem zoals eens de Filistijnen met Simson deden. Ze lachten ruw en spottend om onze Heere en Heiland. 

Opnieuw werd een profetie vervuld. “ Ik heb geen verzet geboden, Ik ben niet teruggedeinsd. Ik heb Mijn rug blootgesteld aan Mijn folteraars, wie Mij de baard uittrokken bood Ik mijn wangen aan. Ik heb Mijn gezicht niet verborgen toen ze Mij beschimpten en bespuwden. God, de Heer zal Mij helpen, daarom wordt Ik niet gekwetst en is Mijn gezicht zo onbewogen als een rots. Want Ik weet dat Ik niet beschaamd zal staan. “  ( Jesaja 50 : 5 – 7 ) 

Uit dit diepe lijden lezen wij Jezus` grote liefde voor ons op. ( SV met uitleg, SB, MH, de Bijbel in gewone taal, NBV ) 

“ Mijn angst wordt groter, Ik ben zielsalleen,
Stotige stieren lopen om Mij heen
Een leeuwentroep, roofzuchtig en gemeen,
Wil Mij verscheuren,
Mijn hart is zwak, door niets meer op te beuren,
Droog als een scherf voel Ik Mijzelf bezwijken.
Mijn botten kraken en Mijn krachten wijken,
O God, Ik sterf. “
( Psalm 22 NPB ) 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *