Onze Heere Jezus Christus heeft veel tegenstand te verduren gehad toen Hij hier op aarde het werk van Zijn Vader volbrengen moest. De kritiek op de genezing van een verlamde, wiens zonde Jezus vergaf ( 5 : 17 – 26 ) is het begin van de uitbarsting van tegenstand en haat tegen het werk en de persoon van Jezus. Er volgde een twistgesprek, het eerste uit een reeks van vijf die Jezus voert met de farizeeën. Ze gingen over de vergeving van zonden ( 5 : 17 – 26 ), over het samen eten met zondaars ( 5 : 27 – 32 ), over het vasten ( 5 : 33 – 39 ) en twee keer over de sabbat. ( 6 : 1-5 en 6 : 6 – 11 ). Het is wel duidelijk dat de kritiek op het onderricht en de houding van Jezus in feite zijn hele optreden omvatten. Het feit dat Hij zei dat Hij zonden kon vergeven werd Hem als Godslasterlijk aangerekend. Zijn leerlingen waren zondaars die de regel van de wet niet naleefden. De woede van de farizeeën laaide nog feller op doordat Jezus meerdere keren Zijn gezag bevestigde. ( 5 : 20, 24, 32, 39, 6: 5 ) Deze uitspraken resoneerden in de oren van het Sanhedrin, ze vonden het Godslasterlijk wat Jezus zei. Daarom maakten ze plannen om Jezus uit de weg te ruimen. ( 6 : 11 )
Wat een treurige toestand als je je realiseert dat mensen als Levi een feestmaal aanrichtten nadat ze tot geloof kwamen. Dit soort maaltijden, waar Jezus graag kwam, waren in feite een vervulling van de profetie van Zacharia. Die kondigde aan dat de vastendagen ( 5 : 34 ) zouden veranderen in feestdagen wanneer God Zijn volk zou herstellen. Dat was precies wat Jezus deed: Zijn genezingen, en de vergeving van zonden herstelden mensen in hun eer en waardigheid. Hij gaf hun toegang tot Zijn koninkrijk door hun de weg te wijzen die zij moesten volgen om een volk te worden dat leefde volgens de wil van Zijn Vader.
“Op een andere sabbat ging Hij naar de synagoge waar Hij onderricht gaf. Daar was ook iemand met een verschrompelde rechterhand. De schriftgeleerden en farizeeën letten op Hem, om te zien of er op sabbat iemand zou genezen, want dan zouden ze hem op grond daarvan kunnen aanklagen. Maar Hij wist wat ze van plan waren en zei tegen de man met de verschrompelde hand: “ Sta op en kom in het midden staan. “ Dat deed de man. Jezus zei tegen de farizeeën en schriftgeleerden: “ Ik vraag u of men op sabbat goed mag doen of kwaad, of men een leven mag redden of verloren laten gaan. Nadat Hij hen een voor een had aangekeken, zei Hij tegen de man: “ Strek uw hand uit. Dat deed hij en er kwam weer leven in zijn hand. De schriftgeleerden en farizeeën raakten bijna buiten zinnen en begonnen onderling te overleggen wat ze met Jezus zouden doen. “ ( Lucas 6 : 6 – 11 )
Jezus leerde op verschillende plaatsen, zoals aan het meer. ( Lucas 5 : 1 ) De synagoge was bij uitstek de plek waar Hij de mensen iets wilde leren. Het leren in de synagoge bestond uit op toepassing gerichte uitleg van de gelezen schriftgedeelten. ( vgl. Luc. 4 : 20 ) In de synagoge bleek een man aanwezig te zijn met een verlamde hand. Als enige van de apostelen merkte Lucas op dat het om zijn rechterhand ging. Als arts had Lucas meer oog voor feiten en details rondom het menselijk lichaam. ( Lucas 22 : 50 )
Er zat een gemêleerd gezelschap in de synagoge. Onder de mensen die hoorders en ooggetuige waren, zaten er velen die met geen andere bedoeling kwamen dan om met Hem te twisten. Schriftgeleerden en farizeeën loerden op Jezus als een leeuw op zijn prooi. Ze keken met argusogen toe of Jezus misschien op de sabbat iemand zou genezen. Dan zouden ze Hem van sabbatschending kunnen beschuldigen. Jezus was daar niet van onder de indruk. Hij kende hun gedachten. Hij was niet bang om Zijn bedoelingen te laten zien. Hij zag de man, en wist gelijk wat er met hem aan de hand was. “ Sta op en kom in het midden staan! “ zei Hij. De man gehoorzaamde gelijk, hoewel zijn geloof en moed enorm op de proef gesteld werden. Toen deed Jezus een appèl op zijn toehoorders, en vroeg hen op de man af of het de bedoeling was van het vierde gebod om mensen ervan te weerhouden goed te doen op de sabbat. Het goed dat hun hand vond om te doen, en dat niet uitgesteld kon worden tot een andere tijd. Niemand gaf Hem antwoord, terwijl Jezus hen toch één voor een rustig aangekeken had.
Toen niemand iets zei ging Jezus verder. Hij liet de man zijn arm uitstrekken en genas hem, hoewel Hij wist dat zijn vijanden zich daaraan zouden ergeren, en voordeel tegen Hem uit zouden slaan. De heerlijke genezing, het wonder, daar werd helemaal geen aandacht aan besteed. De farizeeën en schriftgeleerden waren woedend. In plaats van dat ze Hem lief kregen als een weldoener, werden ze ongelooflijk kwaad. Ze voelden zich gekweld omdat ze Hem niet konden weerhouden van goed te doen. Toen ze niet konden verhinderen dat dit wonder gebeurde, spraken ze met elkaar wat ze Hem aan zouden doen, op welke andere manier ze Hem neer zouden kunnen halen. Niemand kan de haat ten opzichte van de Heere Jezus en Zijn werk hier op aarde verklaren dan door het feit dat het de strijd van de satan was, die wilde verhinderen dat wij mensen voor eeuwig gered zouden worden. Gode zij dank dat de overwinning vast lag in de handen van God de Vader. ( Genesis 3 : 15 )