Op weg naar Pasen ( 10 )

‘ Jullie zijn in al Mijn beproevingen steeds bij Mij gebleven. Ik bestem jullie voor het koningschap, zoals Mijn Vader Mij voor het koningschap bestemd heeft. Jullie zullen in Mijn koninkrijk eten en drinken aan Mijn tafel, en zetelen op een troon om recht te spreken over de twaalf stammen van Israël.` ( Lucas 22 : 28 – 30 ) 

Terwijl Jezus Zijn leerlingen eerst op bestraffende toon toegesproken had, nu kregen ze een bemoediging te horen. Veel andere mensen hadden Jezus teleurgesteld verlaten, maar zij waren gebleven. ( Joh. 6 : 26, 66,67 )Jezus had dat nauwkeurig bijgehouden en zei met nadruk dat de leerlingen in al Zijn verzoekingen bij Hem gebleven waren. 

De Heere Jezus kreeg zoveel verzoekingen te verduren omdat Hij de Zoon van God was. De satan deed Zijn uiterste best om Hem van Zijn Goddelijke weg af te brengen. ( Lucas 4 : 3, 13 ) De verzoekingen waarmee Jezus geconfronteerd werd, gingen ver boven de moeiten en verzoekingen uit waarmee gewone gelovigen geconfronteerd werden. Toch heeft de Heere ook onze verzoekingen gekend, en die nooit geminacht, of er geringschattend over gesproken. ( Hebr. 2 : 18 / 4 : 15 ) 

Het is niet zo dat de leerlingen hun Meester daadwerkelijk bijgestaan hebben. Het is wel zo dat ze bij Hem gebleven zijn, en Hem niet verlaten hebben. Die aanwezigheid werd nu door Jezus hogelijk gewaardeerd. 

Aan die leerlingen –  persoonlijk uitgekozen door de Meester ( Matth. 4 : 18 – 22 )-  wilde de Heere het Koninkrijk geven. Er staat eigenlijk : Jezus beschikte hen het koninkrijk toe. Dit woord – beschikken – heeft werd ook vaak gebruikt voor het maken van een verbond of het opmaken van een testament. ( Hand. 3 : 25 / Hebr. 8 : 10 / 10 : 16 )

Jezus zou Zijn bloed geven, en dit bloed zou een nieuw verbond inluiden. ‘ Deze beker, die voor jullie wordt uitgegoten is het nieuwe verbond dat door Mijn bloed gesloten wordt ‘  had Hij gezegd ( vs 20 ) 

Hoewel de leerlingen de essentie van Zijn woorden niet begrepen, sprak Jezus tot hen als tot geestelijk volwassenen over Zijn eigen geestelijke koningschap. ( vgl. Lucas 1 : 32 / Lucas 23 : 42 / Lucas 19 : 38 ) Dit koningschap was aan Hem gegeven door Zijn Vader. ( vlg. Lucas 20 : 42 / 1 Kor. 15 : 25 ) 

Jezus liet als Koning Zijn leerlingen delen in Zijn heerlijk koninkrijk. In dat koninkrijk zouden zij als koningen mogen zijn. Dat hield in dat ze zouden delen in Zijn vreugde, voorrechten, en verantwoordelijkheden. De vreugde werd weergegeven door het Pesachmaal, wat een heerlijk feestmaal was. En daarom had Hij het over het Nieuwe Verbond. 

Eten en drinken aan Mijn tafel ( vgl. Jesaja 25 : 6 / Openbaringen 19 : 9 ) dat is een beeld van het herstel van de omgang tussen God en de mensen. De zonde had die verbroken, maar Jezus offer aan het kruis had die weer goed gemaakt. In Mattheüs 22 : 1 – 14 – de gelijkenis van de koninklijke bruiloft – gebruikte Jezus dezelfde beelden. 

Zitten op een troon houdt in dat iemand het recht heeft om te oordelen of te beslissen, te regeren. Je kunt hierbij denken aan de mannen die door Mozes aangewezen werden om hem te helpen bij de rechtspraak. ( Exodus 18 : 21 ). 

Het zitten op tronen is eigenlijk het meedragen van de verantwoordelijkheid in het koninkrijk van God. ( vgl 2 Tim. 2 : 12 / Openbaringen 2 : 26 / Op. 3 : 21 ) 

De leerlingen kregen dus, omdat ze tijdens de drie jaren van de omwandeling van Jezus hier op aarde, Hem niet verlaten hadden, de medeverantwoordelijkheid voor alles wat er in Israël gebeurde. Zij wisten zich persoonlijk geroepen om erop uit te gaan, en de mensen uit hun volk te onderwijzen in de heerlijke dienst aan God. Dat zou niet zonder slag of stoot gebeuren, en het vervolg van de geschiedenis laat gelijk zien hoe weinig de leerlingen toen nog maar van hun opdracht begrepen. Maar de hele geschiedenis kan ons erg bemoedigen. Wij die onszelf niet sterk genoeg of goed genoeg vinden om in Zijn koninkrijk te dienen, hebben de Evangeboeken nog elke dag tot onze beschikking. Wij putten troost en hoop uit de wijze woorden en daden die de leerlingen van Jezus na de uitstorting van de Heilige Geest ( Hand. 2 ) gedaan hebben in de kracht van hun God.