Kolossenzen 2 : 6 – 15 / 3 : 1 – 4

” Volg de weg van Christus, nu u Hem als uw Heer hebt aanvaard. Blijf in Hem geworteld en gegrond, houdt vast aan het geloof dat u geleerd hebt en wees dankbaar. Wees op uw hoede en laat u niet meeslepen door holle en misleidende theorieën die op menselijke tradities zijn gebaseerd en zich richten op de machten van de wereld en niet van Christus. Want in Hem is de Goddelijke volheid aanwezig en omdat u één bent met Hem, het hoofd van alle machten en krachten, bent u ook van die volheid vervuld. In Hem bent u ook besneden, niet door mensenhanden maar met de besnijdenis van Christus door het afleggen van het aardse lichaam. Toen u gedoopt werd bent u immers met Hem begraven, en met Hem bent u ook tot leven gewekt, opdat u gelooft in de kracht van God die Hem uit de dood heeft opgewekt. U was dood door uw zondige en onbesneden staat, maar God heeft u samen met Christus levend gemaakt toen Hij ons al onze zonden kwijtschold. Hij heeft het document met voorschriften waarin wij werden aangeklaagd uitgewist en het vernietigd, door het aan het kruis te nagelen. HIj heeft zich ontdaan van de machten en krachten, Hij heeft hen openlijk te schande gemaakt en in Christus over hen getriomfeerd.” 

“Als u met Christus uit de dood bent opgewekt, streef dan naar wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God. Richt u op wat boven is, niet wat op de aarde is. U bent immers gestorven en uw leven ligt met Christus verborgen in God. En wanneer Christus – uw Leven – verschijnt, zult ook u, samen met Hem in luister verschijnen. ” 

De stad Kolosse lag in Klein-Azië, het huidige Turkije, ongeveer 160 kilometer ten oosten van Efeze. Vroeger was het een belangrijke stad, maar in de eerste eeuw na Christus was het nog maar een bescheiden dorpje. In dezelfde streek lagen ook de grotere steden Hierapolis, en noordwestelijk van Kolosse, Laodicea. Alledrie lagen ze aan de rivier de Lycus. De oorspronkelijke bewoners van Kolosse waren Frygiërs. Later vestigden er zich ook Grieken, en er was een Joodse kolonie. 

In de tijd dat Paulus zijn brieven schreef,  woonden in alle drie de steden christenen. ( 4 : 13 ) en er leken onderling nauwe banden te bestaan. Leden uit deze drie gemeenten onderhielden vaak contacten met elkaar ( 4 : 15 ) 

In de brief aan de Kolossenzen was veel aandacht voor problemen rond de leer die de gemeente binnengeslopen waren. Soms wordt duidelijk verwezen naar het afwijkende onderwijs. ( 2 : 4, 8, 16 ) Paulus heeft niet uitgelegd wat de precieze inhoud is van de ideeën die hij bestreed. We kunnen dus alleen proberen uit zijn argumentatie af te leiden om wat voor ideeën het ging. Een aantal mogelijkheden: 

  • Het ging om de persoon van Christus. Paulus voelde de behoefte om te benadrukken dat Christus alles en iedereen overtreft. ( 1 : 15 – 19 ) en om de gelovigen in Kolosse aan te sporen met Hem verbonden te blijven. ( 2 : 19 / 3 : 3, 4 ) 
  • Paulus bestreed een spitsvondig in elkaar gezette valse leer. ( 2 : 8 ) die met behulp van fraaie redeneringen gepresenteerd werd als wijsheid. ( 2 : 23 ) Hieruit bleek de invloed van de Griekse wereld. In de tweede eeuw zouden daar gnostische stromingen ontstaan. In deze stromingen beweerde men dat God wel bestaat, maar dat Hij heel ver bij de mens en de materiële wereld vandaan staat. Een aantal wezens staat, in opklimmende graad, steeds dichter bij God. Sommige van deze wezens zouden de wereld geschapen hebben. In deze gnostische wereld zegt men ook dat er één of meerdere redders zijn. Het stoffelijke ziet men als iets slechts. De mens moet gered worden uit de stoffelijke wereld en verlost van zijn lichaam. Zijn geest kan dan steeds hoger opklimmen om tenslotte God te bereiken. Zo kan hij één met God worden, door in Hem op te gaan. 
  • Deze redding krijgt men door middel van kennis van de gnostische ideeën. Een belangrijk onderdeel daarvan is het kennen van de keten van hemelse wezens, die alle hun eigen plaats innemen in een keten van de mens naar God. Gnostische kennis was alleen toegankelijk voor een elitegroep van ingewijden. De minachting voor het stoffelijke en voor het lichaam leidde tot twee verschillende levensstijlen. Bij de enen levensstijl vond men dat het lichaam maar weinig waarde had: je kon zonder ernstige gevolgen een losbandig leven leiden waarin alles toegestaan was. Bij de andere levensstijl beschouwde men het lichaam als een soort hindernis die je moest onderwerpen aan de geest door middel van ascese – een sobere levensstijl waarin met afziet van alle genot. De eerstgenoemde houding zien we gedeeltelijk terug in Korinthe waar ontucht en zedeloosheid de gemeente binnengedrongen waren. De laatstgenoemde houding vinden we terug bij de leraren die in Kolosse hun valse leer verkondigden. 
  • Uit sommige gedeelten in de brief blijkt inderdaad dat gnostische ideeën in de kiem aanwezig waren. Het woord “ volheid “  ( pletoma ) ( 1 : 19 ) betekent in de gnostische stromingen van de tweede eeuw : de verzameling van de hemelse wezens. Paulus stelde het kennen van Christus tegenover het kennen van een mysterie, een soort Goddelijk geheim, een denksysteem. ( 2 : 2 ) Bij deze stromingen zou geringschatting van het belang van het lichaam ertoe leiden dat men de menswording van Christus in twijfel trok. Paulus benadrukte juist dat Christus een menselijk lichaam heeft gekregen en dat dit lichaam belangrijk is geweest bij Zijn verlossingswerk. ( 1 : 21 / 2 : 9 ) Verder stelt Paulus dat ieder mens toegang heeft tot die redding. Daarmee bestreed hij het idee van sommigen dat de redding tot een elite beperkt was. ( 1 : 20, 28/ 3 : 11 ) 

Het feit dat Paulus onzichtbare vorsten, heersers, machten en krachten benoemde ( 1 : 16 / 2 : 15 ) zou de invloed van Oosterse astrologie in de Grieks – Romeinse wereld kunnen verklaren. Deze astrologie ging van een fatalistisch mensbeeld uit. De hele wereld zou bestuurd worden door sterrenkrachten. Hierbij werd ascese aangeprezen als middel om deze krachten gunstig te stemmen. 

De brief aan de Kolossenzen laat ook merken dat er sprake is van invloed van de Joden, wanneer Paulus zegt dat de mensen niet moeten vastzitten aan regels en rituelen uit de wetten van Mozes. ( 2 : 16 ), bijvoorbeeld de besnijdenis. ( 2 : 11 / 3 : 11 ) However, de regels over onthouding van sommige dranken lijken verder te gaan dan wat de Joodse wetten voorschreven. 

De dwaalleer die de gemeente van Kolosse binnengeslopen was bevatte ook mystieke elementen zoals engelenverering die waarschijnlijk bij bepaalde marginale Joodse groeperingen vandaan kwam, evenals de neiging om zich in niet- Bijbelse visioenen te verdiepen. ( 2 : 18 ) 

Tegenover zijn tegenstanders stelde Paulus dat de persoon van Christus de centrale plaats inneemt. Christus is niet zomaar één van de vele middelaars, één van de schakels in de keten tussen God en de mensen. Christus is in niets van God gescheiden want in Hem is heel de volheid van God aanwezig. ( 1 : 15 / 2 : 9 ) Christus is ook in niets van de mensen gescheiden. Hij heeft een menselijk lichaam aangenomen. In Christus is God dus zo dicht bij de mensen gekomen als maar mogelijk is. Hij woont IN de mens. Christus is het Beeld van God. Hij maakt de mensen bekend Wie God is. In Hem kennen we God. Jezus alleen is de pleroma – de volheid. Hij is soeverein. Hij heeft alles geschapen, ook de wezens in de hemelsferen. Ze bestaan allemaal voor Hem en zijn alle aan Hem onderworpen. ( 1 : 16 / 2 : 30 ) 

Het is een feit dat er veel aardse en duivelse machten en krachten tegen Hem in opstand gekomen zijn. Maar Jezus heeft ze aan het kruis van Golgotha verslagen, en Zich van hen ontdaan. ( 2 : 15 ) 

Paulus benadrukt dus dat Christus Jezus alle geestelijke machten waarvoor men in de heidense wereld van Kolosse zo bang was, heeft overwonnen. 

Jezus redt volkomen, omdat Hij door Zijn kruisdood mensen met God verzoent. ( 1 : 22 ) Het is helemaal niet nodig om door ascese onze eigen redding te bewerkstelligen. ( 2 : 16 – 19 ) 

Paulus benadrukte dat de redding door de Zoon heel de geschapen werkelijkheid omvat. God heeft heel de schepping met Zich verzoend door Zijn Zoon Christus Jezus. ( 1 : 20 ) De schepping lag immers onder de vloek door de eerste zonde van de mens. ( Gen. 3 ) Een gelovige mag nu vrij gebruik maken van al het goede dat Christus in de schepping gelegd heeft. Hij hoeft zich niet te beperken, als hij alles maar in de naam van de Heere gebruikt, onder dankzegging aan God de Vader. ( 3 : 17 ) 

Gered worden betekent niet dat we zelf naar God opklimmen, en ons verliezen of opgaan in God, maar dat we heilig, zuiver, en onberispelijk voor God mogen verschijnen ( 1 : 22 ) en leven in gemeenschap met Hem. ( 3 : 2-4 ) Door met Christus verbonden te blijven – het hoofd van de kerk – groeit de gelovige binnen de gemeente. Op zijn beurt ontvangt de gelovige groei van Christus als een prachtig kado van God. ( 2 : 1 ) 

Jezus is na Zijn sterven en opstanding naar de hemel gegaan. Daar zit Hij nu aan de rechterhand van God en regeert alles. Door onze verbondenheid met God zijn wij nu hemelburgers. Burgers van Gods koninkrijk. ( 1 : 13 / 3 : 1 – 4 ) Ons leven op aarde mag en moet dit heerlijke feit uitstralen. In elk facet van ons leven willen wij leven zoals Christus ons heeft opgedragen. ( 3 : 17 ) Theologie kan niet losgekoppeld worden van het leven van alledag. ( Studiebijbels ) 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *