Als docent ontmoet je allerlei soorten kids. Soms zitten daar bijzondere types bij. Ze storten zich het klaslokaal binnen. Vallen direct op de grond. Keilen hun tas neer. Moeten naar het toilet en denken hardop. Het stappenplan van twee keer waarschuwen, derde keer straf, en vierde keer om een strafkaart werkt niet. Je overlegt eens met een collega of de mentor en belt de ouders. Niets lijkt werkelijk effect te scoren!
Er zijn van die dagen dat zo’n kid het uiterste in je naar boven haalt. Aan geduld sowieso. Maar er komen ook dagen dat zo`n pupil uiterste woede in je opwekt. Mijn familie is rijk aan diverse onderwijstalenten, zij worstelen met dezelfde problematiek. Ouders bellen lijkt tegenwoordig eerder een extra aanklacht op te leveren dan de verwachte steun in de rug te bieden. Gelukkig zijn er gunstige uitzonderingen! Maar uiteindelijk zul je het toch zelf op moeten lossen.
Met een beslist gebaar poneer ik er soms één mijn lokaal uit. Het is daarbij bijzonder belangrijk dat er een goede follow -up volgt! De oude meneer Dijkgraaf – een echte onderwijsprofessional – zei eens: “ de docent die zijn directie op dit gebied niet pal achter zich weet, is te beklagen.” En zo is het echt.
Een klassengesprek met jonge kinderen biedt niet altijd het gewenste resultaat. De beste oplossing is het om een aansprekend voorbeeld te stellen. Maar hoe?
“ Jongens, een leesles vandaag.” begin ik.
Even later zitten ze redelijk braaf met een toetsblad en een pen klaar. Ik schraap mijn keel en begin voor te lezen.
“ Diese Geschichten sind wahr, darum sind sie unbequem. Sie erzählen von den Schwierigkeiten der Menschen, miteinander zu leben. Und wie viele Kinder in vielen Ländern diese Schwierigkeiten erfahren. Juanita in Südamerika, Sintajehu in Afrika, Manni, Corinna, Heinz, und viele andere bei uns! Wahre Geschichten haben nicht immer ein gutes Ende. Sie stellen viele Fragen, und jeder soll die Antworten selbst finden.
Diese Geschichten zeigen eine Welt, die nicht immer gut ist, aber veränderbar.”
“ Schrijf maar op. Waar gaat dit boekje over? Dat is vraag één.”
Ze krabbelen ijverig hun blaadje een zin of wat vol.
Daarna lees ik een verhaal voor over Manni, een jongen die gepest wordt. Als hij met zijn nieuwe schoenen op school komt, wordt hij beetgepakt. Alle klasgenoten trappen op zijn voeten tot zijn schoenen “ blind und verkratzt sind, und staubig vom Strassendreck.” Manni gaat huilend naar huis. Hij wil zijn nieuwe schoenen nooit meer aan. Maar het moet van zijn moeder. Uiteindelijk gehoorzaamt hij.
“ Aber die Schuhe wurden nicht wieder neu, sie hatten zuviele Kratzer. Und alle taten, als wäre nichts gewesen.”
Het is heel stil in de klas. Mijn volgende vraag luidt: “ Wat is er nu precies gebeurd in dit verhaal, en wat doet pesten met je?”
En ze schreven:
- Die gozer wordt gepest.
- Pesten is slecht voor je zelfvertrouwen en je wordt zelf ook niet meer nieuw.
- Ik denk aan pijn, zelfmoord.
- Bang, verdriet, machteloosheid.
- Je denkt dat je zelf alles fout doet.
- Je word verdrietig en dat kan je je hele leven hebben. Misschien wil je niet meer naar school!
- Kapot.
- Ze kunnen je beschadigen en dan kan het niet meer weg het blijft altijd bij je.
- Als je gepest bent heb je er je hele leven nog last van.
Ineens is het klassengesprek er. Een dapper meisje vertelt haar ervaring.
Nu vertel ik de klas een verhaal.
“ Een paar jaar geleden begonnen we een nieuw cursusjaar. We speelden een introductiespel met jongens en meiden van een jaar of zestien. Ze hadden allemaal een herinnering aan hun jeugd meegenomen. Sommige namen een knuffel mee. Anderen een ringetje. Of een foto. Er was ook iemand bij die een tekening meegenomen had. De tekening stelde een meisje achter een rolstoel voor. Zij vertelde: “ Ik heb eigenlijk twee levens gehad. Voor het ongeluk en na het ongeluk.” Een stralend gezicht naast haar knikte enthousiast: Het was een jongen met maar één been. Nu nog steeds haar klasgenoot en degene die het ongeluk gehad had! Hij vulde de details aan die hem herinnerden aan die vreselijke middag, toen ze samen aan het spelen waren. In bomen klommen. Hij viel eruit, in een maaimachine. Na een kritieke tijd wonderlijk gespaard en in leven gebleven. Dankzij Gods sparende hand, de geweldige liefde van zijn ouders, familie, en vrienden was hij nu kerngezond en zo lenig als ik nog zelden iemand gezien had! Samen vertelden deze jongelui de klas open en eerlijk hoe zij met dit tragische ongeluk omgegaan waren. Het kinderlijke geloof en de vanzelfsprekendheid waarmee deze bruisende persoonlijkheid zijn leven accepteerde maakten diepe indruk! Tijdens dezelfde les liet een andere leerling een foto zien van zijn jeugdvriendinnetje dat maar twaalf jaar geworden was. Op weg naar school was zij onder een bus gekomen en verongelukt. Tranen, Stilte. Toch verder praten.
” Jongens en meiden, er is in deze klas een band ontstaan die onverbrekelijk was! Zelden zag ik als docent zo`n eensgezindheid, en bereidheid om elkaar te helpen. Daarbij zoveel vrolijkheid en ernst inéén verenigd.Zo kan het ook!” vertelde ik de kids.
Ongemerkt was er in mijn ondeugende klas een hele andere sfeer ontstaan. Ze keken elkaar eens aan. En liepen uiterst rustig en ordelijk de klas uit. Zelfs het corvee was gedaan.