Johannes 7:30

Toen zochten zij Hem te grijpen; maar niemand legde de hand aan Hem, want Zijn uur was nog niet gekomen. JOHANNES 7:30 (weergave DB 1545)

 De woorden die Jezus gesproken had, wekten de woede op van Zijn toehoorders. Het was voor hen nu wel duidelijk dat Jezus Zich met God de Vader gelijkstelde, omdat Hij bij Hem vandaan kwam zoals Hij zei. ( Joh. 5:18) Alsof het nog niet genoeg was, bezat Hij ook nog de euvele moed om het geloof van de Joden te bekritiseren. Hij zei dat zij  God de Vader niet persoonlijk kenden ( vs28). Vanaf dat moment probeerden de mensen Jezus te grijpen en gevangen te nemen. Het is hier in Johannes 7 de eerste keer dat dit boze voornemen naar voren komt. ( vs 32,44,8:20/10:39/11:57). De mensen zouden het nog vaak proberen, net zo lang tot Jezus werkelijk gevangengenomen en gedood zou worden.

Terwijl de Joodse leiders allang op dit gemene plan broedden,  wilden uiteindelijk ook de mensen uit Jeruzalem Hem doden. Toch stak niemand een vinger naar Hem uit om Hem te grijpen. Het is heel goed mogelijk dat niemand dat deed uit angst voor de menigte.  

Toch is dat niet de hoofdreden geweest. De echte reden lag  in het raadsplan van God. Het tijdstip dat de Vader had bepaald om Jezus gevangen te laten nemen en te doden was nog niet aangebroken. Het zou nog een half jaar duren voordat het zover was. ( Joh.13:1/17:1). 

De Heere God heeft alle tijden in Zijn hand. Jezus besefte dat als geen ander. Het is voor ons goed en troostvol om dat te beseffen. Voor alles wat gebeurt, is er een uur, een tijd voor alles wat er is onder de hemel. ( Prediker 3:1). 

Eens heeft de auteur van het Bijbelboek Prediker zich tot het uiterste ingespannen om de zin en de waarde van het menselijk leven te doorgronden. Hij heeft ook nagedacht over de tijd. De tijd bestaat uit tegenstrijdige omstandigheden die wij mensen niet beheersen. De tijd brengt ons nu eens goede dingen, dan weer ongeluk. De tijd laat ons nu weer het ene, dan weer het andere doen. Vervolgens weer het tegenovergestelde. Dit geeft het leven een paradoxaal aspect, een absurde eigenschap mee. Toch is de mens niet zomaar aan het blinde toeval overgeleverd, want God Zelf verschaft hem zijn bezigheden te midden van alle omstandigheden van zijn leven. God beheerst de tijd, en wat Hij doet, is goed. Alles wat Jezus hier op aarde heeft gedaan was volmaakt.  De mens op zijn beurt constateert enerzijds dat zijn lot weinig duurzaam is, maar ondanks dat heeft hij besef van de eeuwigheid. Het menselijk bestaan, in al zijn tegenstrijdigheden,  krijgt in het licht van de eeuwigheid zijn betekenis. Als hij zich een voorstelling van het geheel kon maken, zou de mens kunnen zien dat God alles op Zijn tijd gedaan heeft, en zal doen. 

 

Helaas zijn wij maar beperkt in ons denken. Wij kennen de eeuwigheid niet die aan ons bestaan zijn betekenis geeft. Wij zien Gods werk niet in Zijn geheel. We kunnen dat niet overzien. Daarom ervaren veel mensen het leven als zinloos. Maar er bestaat een zin, een betekenis, die verheven is boven de schijn van absurditeit die de omstandigheden aan het leven geven. De Prediker spoort ons aan om erop te vertrouwen dat in Gods werken de duurzaamheid en de perfectie liggen die aan de menselijke bezigheden ontbreken. We hoeven niet bang te zijn voor de omstandigheden maar we moeten eerbied en ontzag hebben voor God. Dat heeft Jezus ons voorgeleefd. Velen die erop uit waren om Jezus tot zwijgen te brengen hebben uiteindelijk gezegd: ‘Nooit heeft een mens zó gesproken.’( Joh. 7:46).De reden daarvoor was de onvergelijkelijke wijsheid en kennis die Hij van Zijn Vader ontvangen had. Tot op zekere hoogte was Jezus bereid in dialoog te treden met de wijzen van Zijn tijd. Maar toen het uur gekomen was zei Hij met grote stelligheid: ‘ Als dan David Hem ‘Heer’ noemt, hoe is Hij Zijn Zoon? ( Matth. 22:45). 

En niemand was in staat om Hem een antwoord te geven, evenmin durfde iemand Hem van die dag af meer een vraag te stellen. ( Matth. 22:46). Door kennis en wijsheid beheerste Jezus iedere situatie. Hij kende en kent ieder mens door en door. Ons hart en onze gedachten. Johannes huldigde deze volmaakte kennis toen hij schreef dat Jezus zich aan hen niet toevertrouwde omdat Hij allen kende en het niet nodig had dat iemand van de mens getuigde, want Hij Zelf wist wat er in een mens omgaat. ( Joh. 2: 24-25). 

De Here God kent ons, niet alleen hoe wij vandaag zijn, maar ook hoe wij morgen zullen zijn. Hoe wij zullen denken en doen. Hij weet alles wat er zal gebeuren. ( Joh. 18:4). De reden dat Hij dit ons bekendgemaakt heeft is, dat wij zouden geloven dat Hij Gods Zoon is, de Messias, onze Heer. 

De leerlingen zeiden uiteindelijk: ‘ Nu weten wij dat U alles weet en niet nodig hebt dat iemand U iets vraagt. Hierom geloven wij dat U van God bent gekomen. ( Johannes 16: 30). Gelukkig de mens die deze woorden na leert zeggen.