Johannes 10 : 1 – 14

Jezus zegt: Ik ben de Goede Herder. Luister! Een goede herder geeft zijn leven om zijn schapen te redden. Maar iemand die ervoor betaald wordt om op de schapen van een ander te passen, doet dat niet. Dat is geen echte herder. Hij zorgt niet goed voor de schapen, want ze zijn niet van hem. Als er een wolf aankomt, laat zo iemand de schapen in de steek, en vlucht weg. Dan valt de wolf de schapen aan, en jaagt ze uit elkaar. Ik ben de goede herder. Zoals een herder voor zijn schapen zorgt, zo zorg Ik voor de mensen. Want Ik ken hen, en zij kennen Mij. Net zoals Ik de Vader van dichtbij ken, en zoals Hij Mij van dichtbij kent. Ook buiten Israël zijn er mensen die bij Mij horen. Ook voor hen moet Ik zorgen. En ook zij zullen naar Mij luisteren en Mijn volgelingen worden. Alle mensen die bij Mij horen, zullen één grote kudde met één herder zijn. 

Johannes de Doper- met zijn scherpe blik en diep geestelijk inzicht- had de Joodse leiders openlijk als valse leiders aangemerkt. Volgens de Joodse historicus Flavius Josefus, die leefde in de eerste eeuw na Christus, waren er ten tijde van Jezus drie filosofische stromingen binnen het Jodendom.Die van de sadduceeën, de essenen en de farizeeën. Later kwam daar de richting van de zeloten nog bij. Bepaalde groeperingen kwamen in opstand tegen de Romeinen. Een voorbeeld daarvan is het verzet van Judas de Galileeër ( Hand. 5 : 37 ) Pas tegen het einde van de jaren 40 nam dit verzet een georganiseerde vorm aan. Deze groeperingen waren meer behept met de waarheden die zij als vromen claimden, dan met het heil van het gewone volk. 

Geen wonder dat de Heere Jezus Zichzelf tegenover deze groeperingen als de Goede Herder onderscheidde. Johannes heeft daarvan getuigd in het tiende hoofdstuk van zijn schitterende evangelie. 

Om de gelijkenis kracht bij te zetten, gebruikte Johannes het beeld dat de mensen vertrouwd was. Zij zagen vaker een kudde schapen dan dat ze de heilige boekrollen in de tempel beschouwden, laat staan bestudeerden. De gewone man had daar het geld en de tijd niet voor. Maar Jezus zag de mensen aan met in Zijn hart en oog hun eeuwige bestemming. Daarom deze paroimia– een gelijkenis met symbolische trekken. 

Voor de uitleg van deze verzen betekent het dat niet alle details een symbolische strekking hebben. 

Jezus verhief nadrukkelijk Zijn stem, en zei: ‘ Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u. Waarachtig, Ik verzeker u. ‘ voordat Hij het verhaal van de Goede Herder begon. Oog in oog met de noden en behoeften van de gewone man, stond Jezus op tegen de eigenwijsheid, de blindheid, en kwaadaardigheid van de farizeeën. Die hadden net geprobeerd om de man die genezen was van zijn blindheid, de Heere Jezus te laten verloochenen. Jezus legde de mensen onomwonden uit op welke manier de religieuze leiders Gods volk bestuurden. Zij waren niets anders dan een bende rovers, dieven, vreemdelingen en dagloners. Ze werkten voor hun salaris en gaven inwendig niets om de mensen. Ze bleven allemaal met hun dagelijkse zorgen en noden zitten, er was niemand die zich echt voor hen interesseerde. 

Toen kwam Jezus, met ogen vol barmhartigheid en liefde voor elk individu.

 

Hij schetste de geestelijk hongerige en vermoeide mensheid een lieflijk en vertrouwd beeld voor ogen: dat van een schaapskooi. De schaapskooi was een ommuurde ruimte in het open veld, met een deur of een poortje dat toegang bood tot de schapen. Wanneer de herder zich `s morgens toegang verschafte tot de schaapskooi om zijn kudde te halen en te laten weiden, dan zou de poortwachter hem direct toegang verschaffen. De herder was immers de rechtmatige eigenaar van de kudde? Dat begreep iedereen, logisch. 

Dieven en rovers waren uit op het bezit van de prachtige schapen van de herder. Ze zagen de wol van de schapen al voor veel geld verkocht en het schapenvlees al op de markt liggen. Daarom was niets hun te gek om op een slinkse manier de kudde binnen te dringen. 

Jezus noemde hen bij hun naam, en waarschuwde de mensen, leerde hen onderscheidingsvermogen. Dieven en rovers waren farizeeën en schriftgeleerden die slechts uit waren op het vergroten van hun macht en bezit. 

In tegenstelling tot de dief en rover, hoefde de herder van de kudde zich niet van allerlei slinkse manieren en middelen te bedienen om de schaapskooi binnen te komen. Omdat hij de rechtmatige eigenaar van de kudde was, kon hij gewoon openlijk via de deur de schaapskooi binnengaan. Zodra de herder zich bij de poort meldde, werd hij door zowel de poortwachter als de schapen herkend. Iedereen was blij om hem te zien. De schapen mekkerden en de poortwachter lachte hem vriendelijk toe.

De woorden die in de grondtaal gebruikt zijn voor het aanduiden van de herder en de eigen schapen, geven aan dat het hier heel goed om een gemeenschappelijk gebruikte schaapskooi kan gaan, waarin verschillende herders hun eigen kudden onderdak gaven voor de nacht. Dit feit laat je nog beter begrijpen dat de schapen hun eigen herder altijd herkenden boven de andere herders die `s morgens de schaapskooi binnenkwamen. 

De herder riep de namen van de schapen, en zo selecteerde hij zijn eigen schapen uit de wollige massa dieren. De aanduiding ‘ eigen schapen’ is niet bedoeld om hen van de andere te onderscheiden, maar om  de persoonlijke band die de herder met elk van zijn schapen had, tot uitdrukking te brengen. 

De ‘ vreemdeling’ die ter sprake gebracht wordt, is feitelijk maar een figurant, die niet meetelt als goed of kwaad, maar slechts dient om aan te geven dat de herder een band met zijn eigen schapen heeft, die de vreemdeling mist. En terwijl de schapen blij naar de stem van de herder luisterden, en wisten dat ze binnen enkele minuten naar buiten geleid zouden worden, vluchtten ze weg van de stem van de vreemdeling. Die had hen niets goeds te brengen, zo zei hun instinct. 

Het is belangrijk om bij de uitleg van deze gelijkenis te letten op het feit dat Jezus zijn woorden tot zijn opponenten richtte, niet tot Zijn leerlingen, die immers dezelfde bedoeling voor de mensen hadden als Hijzelf. ( Joh. 9 : 40 ) 

Jezus was de gezondene vanuit de hemel, van God de Vader vandaan. Zijn unieke positie benoemde Hij door zichzelf de deur van de schaapskooi te noemen. Aan Hem had de Vader alles hier op aarde in handen gegeven. Elke geestelijk leider, tot welke stroming hij ook behoorde, die zich niet onderwerpt aan de Goddelijke autoriteit van Jezus, werd dan ook als ongehoorzaam aan God bestempeld, als een dief, en een rover. Jezus bedoelde met Zijn uitspraak: ‘ allen die voor Mij gekomen zijn’ niet alle profeten en geestelijk leiders van het Oude Testament, maar Hij doelde op hen die zich voor Hem durfden te stellen, terwijl ze Zijn macht en autoriteit weigerden te aanvaarden. 

De schapen waren in alles afhankelijk van hun herder. Niet alleen om geweid te worden, maar ook om weer in de schaapskooi terug te keren. Zo zijn wij ook van Jezus afhankelijk voor ons totale heil, ons geluk en onze zaligheid. Jezus heeft bewezen zichzelf tot in de dood weg te cijferen. Door Jezus zien wij de waarheid: werkelijk unconditional love. 

 

 

https://www.youtube.com/watch?v=Vt0fC8JQMZg

One response to “Johannes 10 : 1 – 14

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *