Jesaja 40 : 1 – 12

God zegt: “ Ga Mijn volk troosten, ga het troosten. Zeg tegen de inwoners van Jeruzalem dat ze de moed niet mogen opgeven. Vertel hun dat ze niet langer onderdrukt worden. Ik, de Heer, zal hen niet langer straffen. Ik heb hen nu genoeg gestraft. 

Ik hoor een stem die zegt: “ Maak in de woestijn een weg vrij voor onze God. Maak de bergen minder hoog en de dalen minder diep. Maak het land vlak, en zorg dat de rotsen verdwijnen. Want de machtige Heer zal verschijnen. Alle mensen zullen Hem zien. Dat heeft Hij Zelf beloofd. Ik hoor nog een stem, die zegt: Jij moet dit bekend maken. “ Wat moet ik bekend maken? “ vraag ik. En de stem antwoordt: “ Je moet zeggen dat de mensen zo zwak zijn als de bloemen in het gras. Als de Heer met Zijn adem over het gras blaast, dan verdroogt het en de bloemen gaan dood. Gras verdroogt, bloemen gaan dood en de mensen zullen sterven. Maar de woorden van onze God verliezen nooit hun kracht. “ Inwoners van Jeruzalem, maak het Goede Nieuws bekend! Klim een hoge berg op, zodat iedereen jullie kan horen. Aarzel niet maar laat je stem duidelijk horen. Roep naar alle steden van Juda: “ Jullie God is er! “ kijk, daar is Hij. God, de machtige Heer, komt eraan. Hij zal Zijn macht laten zien, Hij komt om te heersen. En Hij heeft Zijn volk bij Zich. Hij heeft hen bevrijd, ze zijn van Hem. God brengt Zijn volk weer terug naar hun land, en Hij zorgt goed voor hen. Net als een herder die zorgt voor Zijn kudde. Een herder brengt zijn schapen bij elkaar en draagt de lammetjes in Zijn armen. Zo brengt Hij Zijn kudde naar een rustig gebied. ( Jesaja 40 : 1 – 12 ) 

Het tweede deel van het boek van Jesaja kent drie onderdelen. Elk onderdeel wordt afgesloten met een plechtige waarschuwing die gericht is aan mensen die zich niet willen laten onderwijzen door de profetie. De profeet Jesaja richtte zich op de toekomst. Zijn geest onderkende drie profetische lagen. 1. De terugkeer van de Joden uit Babel. 2. De verlossing van het volk van God 3. de glorie van het toekomstige Jeruzalem. 

De herhaling van de woorden aan het begin van het hoofdstuk beklemtonen de intensiteit en het belang van de belofte van de Elohim. De Heere liet er geen twijfel over bestaan hoezeer Hij Zijn volk troosten zou. De dubbele straf waar Jesaja het over had drukte kennelijk uit dat de strafmaat ruim voldoende was geweest. 

In het Oude Nabije Oosten was het de gewoonte dat de komst van een belangrijk persoon voorafgegaan werd door een heraut die met luide stem de komst van de koning of een regeringsambtenaar aankondigde. Het Nieuwe Testament identificeerde deze stem met die van Johannes de Doper die een innerlijke en uiterlijke verandering van levenshouding proclameerde. ( Math. 3 : 1 – 8 ) 

De uittocht uit Egypte luidde een lange moeizame weg voor de Israëlieten in die uitmondde in een 40 jarige omzwerving in de woestijn.  Maar de nieuwe uittocht waarover Jesaja profeteerde zou van een totaal andere orde zijn. God zou zich openbaren, en zich bekend maken als nooit tevoren! Jesaja duidde op de komst van de Heere Jezus onder de mensen. ( Lucas 3 : 6 / Johannes 1 : 1 – 18 / Hebr. 1 : 2, 3 ) De opdracht die de Heere Jesaja gaf viel midden in een donkere tijd. De Assyrische legers waren Jeruzalem binnengevallen en hadden het vonnis van Jahweh voltrokken. Het puikje van de bevolking was weggevoerd naar Babel. De nieuwe opdracht die Jesaja van de Heere kreeg was alleen bestemd voor mensen die in zich in waarheid tot God bekeerd hadden. Maar Jesaja had al zoveel meegemaakt. Hij was waarschijnlijk zelf ook aan het eind van zijn geestelijke kracht geraakt. De opdracht van God werd dan ook door een moedeloze stem beantwoord. Een stem die zei: “ Wat zal ik roepen Heere? Alle vlees is gras, de mens  bloeit als een veldbloem. Het gras verdort, en de bloem valt af wanneer de adem van de Heer daarover blaast. “ Jesaja drukte daarmee de kwetsbaarheid van de mens uit. En daar had hij volkomen gelijk in. Hij had de mensen zien sterven door het zwaard, door de honger en door de pest.   Alleen de mens die zijn leven baseerde op het Woord van God daar was nog hoop voor.  ( Psalm 56 : 5 / 62 : 10 / 78 : 39 ) En dat is nog steeds zo. 

Jezus Christus is de vreugdebode waar Jesaja zijn hoop op gevestigd had.  De Heere zou Zijn beloften ten uitvoer brengen. Jezus zou als in tegenstelling tot de ruziënde farizeeën en schriftgeleerden als een Herder op aarde rondgaan, Zijn schapen koesterend en vol liefde voor hen. 

De woorden van Jesaja waren een aanwijzing voor de profeten die zouden leven in de tijd dat Jeruzalem in puin lag. Zij moesten de ballingen bemoedigen om hoop te houden. Want het was de wil van God dat Zijn volk weer getroost en bemoedigd zou zijn, zelfs in de meest benarde omstandigheden van het leven. Hoewel de profeet eerst allerlei vervloekingen en dreigementen had geuit, waren zijn woorden nu van een totaal andere orde.  Jesaja moest aan de ballingen –  die verdrietig en met verscheurde harten in Babel zaten – vertellen dat hun zaak er niet hopeloos voorstond. Hij moest dat vol enthousiasme uitroepen.  Zo kon de Geest weer levendig worden in de harten en zouden mensen weer opstaan om puin te gaan ruimen in de verwoeste straten van Jeruzalem. 

De oordelen waren zonder meer een duidelijk bewijs van de voltrekking van het vonnis geweest. Jesaja maakte daar geen woorden meer aan vuil maar maakte de mensen duidelijk dat er alleen nog maar plaats was voor een hartelijk vertrouwen op het Woord van God. 

Jesaja’s bijzondere beschrijvingen van Gods heilshandelen overschaduwen zijn eigen levensloop op aarde. Historische gegevens over hem houden op na hoofdstuk 39. Het laatste wat we van hem weten, is dat hij nog in leven is bij de dood van Sanherib in 681 v. Chr. Jesaja beschrijft deze gebeurtenis, nadat hijzelf het oordeel over de Assyrische koning (Jes. 37:21-38) had aangekondigd.

In de Joodse en christelijke overlevering vinden we meer gegevens. Jesaja’s martelaarschap onder het bewind van koning Manasse wordt in een aantal bronnen genoemd. De Babylonische Talmoed doet verslag over een genealogisch archiefstuk uit Jeruzalem waarin de dood van Jesaja wordt vermeld door de hand van deze wrede koning, die hem beschuldigde dat hij een valse profeet was. Jesaja – die niet in wilde gaan op de beschuldigingen – sprak de naam van God uit en werd opgeslokt door een cederboom. Manasse liet deze vervolgens doormidden zagen waardoor Jesaja stierf. Dergelijke verslagen vinden we ook in de Jeruzalemse Talmoed (Sanhedrin 10:2) en in het vroegchristelijke pseudepigrafische boek ‘De Hemelvaart van Jesaja’. Ook in het Nieuwe Testament wordt in Hebreeën 11:37 geschreven over de manieren waarop de profeten zijn gedood, waarbij ook ‘doormidden zagen’ wordt genoemd. Mogelijk is dit een referentie naar het lot van Jesaja. Hoeveel waarheid er in deze bronnen zit, is moeilijk te zeggen. Wel wordt koning Manasse beoordeeld als de slechtste koning uit de geschiedenis van Juda en Israël. Het is in ieder geval vrij onwaarschijnlijk dat de grote profeet Jesaja zijn laatste dagen op aarde in vrede kon doorbrengen.

Deze gegevens zetten ons aan het denken. Veel van de boodschappers van het Woord van God werden niet gewaardeerd in de tijd van de Bijbel. Wij moeten ons hierdoor laten leren om dat anders te doen, en alle dienaren van de Heere met respect te behandelen. Zij zijn de herders die in opdracht van God zorg dragen voor de gemeente, de schaapskudde van God. Ze moeten hun handen vrij hebben om de gemeente te troosten, te leiden en te leren. 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *