Hooglied 1 : 15 – 17
Heiligen zijn mensen die door de genade van God een zegen voor de aarde geworden zijn. Niet dat het volmaakte mensen zijn, maar ze hebben God lief en zijn voor Hem bestemd.Daarnaast zetten ze zich altijd voor hun naasten in. Hun liefste plek is de kerk en de gemeente van Christus. De kerk wordt vaak met een besloten hof vergeleken waarin zich een fontein bevindt. ( Hooglied 1 : 12 – 14 ) Binnen deze gemeenschap oefenen haar leden hun godsdienst uit. Israël is Gods deel. In de Elohim sterken de heiligen hun geloof. De zielen van de gelovigen zijn als besloten hoven waarin de kern: genade opgesloten ligt. Jezus Christus Zelf zorgt ervoor dat er zich in Zijn gelovigen een fontein van water ontwikkelt, die opspringt tot in het eeuwige leven. ( Joh. 4 : 14, 7: 38 )
De kerk van het Oude Testament was door de ceremoniële wet als een besloten hof. Zij was toen nog beperkt tot het volk van Israël. Maar na het sterven van de Heere Jezus was de scheidingsmuur weggenomen.
De Heere Jezus ziet tot op de dag van vandaag allerlei mooie gaven in Zijn gelovigen. In het Hooglied roept Hij vol blijdschap uit dat Zijn tuin er prachtig uitziet. Voor Zijn geestesoog licht zich een paradijs van granaatappelen en allerlei andere edele vruchten op. ( H. 1 : 13 ) Samen vormen zij een grote overvloed aan vruchten, de beste van hun soort. De belangrijkste kruiden uit die tuin zijn kostbaarder dan de meest exotische bloemen. Want de heiligen en hun genadegaven zijn bestemd om tot in eeuwigheid te floreren. Deze heerlijkheid ziet Christus in Zijn kinderen. Niemand hoeft Hem iets over iemand te vertellen want Hij kent elk detail van de harten van Zijn kinderen.
In antwoord op de lof van Christus erkent de bruid uit het Hooglied haar afhankelijkheid van Jezus. Hij is het die voor de wasdom en bloei in haar leven zorgde. Er is niemand die dat zo goed weet als zij, en daarom geeft ze Jezus Christus alle lof en eer. Ook de kerk brengt alle lof op Christus over en zegt tegen Hem: “ U bent de Springader van het levende water! “ ( Jeremia 2 : 13 )
Als er iemand beseft dat zij de ondersteunende kracht van Christus nodig heeft, dan is het wel de Bruid van Christus, de gelovige. “ Ontwaak, Noordenwind! Kom, Zuidenwind! “ roept ze uit. Veel verklaarders zien dit gebed als een algemeen gebed voor de Kerk om een overvloedige uitstorting van de Heilige Geest. We zien deze bede vervuld in Handelingen 2 toen het geluid van een geweldige gedreven wind weerklonk.
Een ziel aan de Heere toegewijd is als een paradijselijke hof, die toegesloten is voor Hem. De genade van God zijn de specerijen en kruiden die zich in die hof bevinden. De geur van de specerijen verspreidt zich door noordenwind van de overtuigingen van de zonde, en de zuidenwind van de vertroostingen van Christus. Het uitwaaieren van de genadegeur is afhankelijk van het blazen van de Heilige Geest.
De bruid van Christus – de gelovige – nodigt de Heere Jezus uit om haar meest excellente gaven in ontvangst te nemen. Die heeft ze van Hem ontvangen, en geeft ze Hem dankbaar terug.
De gelovige kan alleen maar genoegen en blijdschap vinden in Gods gaven wanneer Christus – de Beminde van de ziel – erbij komt.
De Heere Jezus maakte tijdens Zijn rondwandeling op aarde veel aanvaarde ideeën met de grond gelijk. Eén zo`n idee was bijvoorbeeld dat liefde en de geboden niet samen zouden kunnen gaan. Maar Jezus deed iedere absolute scheiding van geboden en liefde teniet toen Hij zei “ wanneer je Mij liefhebt dan zul je Mijn geboden bewaren. Wie Mijn geboden liefheeft en bewaart, die is het die Mij liefheeft. En wie Mij liefheeft zal geliefd worden door Mijn Vader. ( Johannes 14: 15, 21 / Johannes 15 : 10 )
Deze uitspraak impliceert dat de liefde tussen de gelovige en Jezus de volle instemming van God de Vader had. De achttiende – eeuwse predikant en theoloog Jonathan Edwads concludeerde: “ verlossend geloof omvat van nature Goddelijke liefde. “ Als we daar over nadenken dan verandert ons Godsbeeld. We zien ineens dat de Vader ons zo liefhad dat Hij werkelijk Zijn Zoon vernietigde om ons voor eeuwig gelukkig te maken. Maar we zien meer. We zien dat de Zoon volkomen tevreden was met Zijn lot. Hij zag de vruchten van Zijn werk al in het Oude Testament. Daarom liet hij Salomo het Hooglied schrijven.
De Heere Jezus is net zo ontroerd over onze ziel als koning Salomo was over zijn bruid. Het groene gras, de bomen en de bladeren die een dak boven hun hoofd vormden waren een schitterende beeldspraak over de natuur.
“ Heer, Uw bomen zijn altijd groen, de hoge bomen die U geplant hebt. Daar maken vogels hun nesten, ooievaars wonen in de hoogste takken. / Heer wat hebt U veel gemaakt, en wat is alles prachtig! Overal op aarde is het te zien! / Als mensen en dieren honger hebben wachten ze tot U ze voedsel geeft. U geeft ze te eten, ze krijgen meer dan genoeg. Als U ze vergeet worden ze doodsbang. Als U hun adem wegneemt, sterven ze. Dan blijft er niets van ze over. Maar door Uw adem komt alles tot leven. U maakt heel de aarde nieuw. Laat de macht van de Heer eeuwig duren. Laat alles wat Hij gemaakt heeft, Hem vreugde geven! /
En het antwoord van de bruid?
“Ik zal zingen voor de Heer, zolang ik leef. Ik zal zingen voor mijn God, zo lang ik besta. Laat mijn lied Hem vreugde geven, want Hij maakt mij gelukkig. Slechte mensen zullen van de aarde verdwijnen. Ze zullen niet langer bestaan. Ik dank de Heer uit het diepst van mijn hart. Halleluja! “ ( Psalm 104 )