Er was eens een schaap. Het hoorde bij de kudde van de herder -met – honderd – schapen.
De herder trok er elke dag op uit en nam zijn kudde mee. Zijn schapen liepen grazend achter hem aan. Ze keken of er gras genoeg was. De herder jaagde alle wilde dieren weg. Elke avond gingen de schapen terug naar de stal. Daar was het veilig. Er konden geen wilde dieren komen. Er konden ook geen rovers binnendringen. De herder ging `s avonds bij de ingang van de stal op zijn slaapmat liggen. Hij was de deur. Wilde dieren of rovers moesten eerst langs de herder om bij de schapen te komen. Omdat de herder erg sterk was, lukte dat nooit.
Op een dag verdwaalde het schaap. Het had er helemaal geen erg in dat de herder een andere kant op ging met zijn kudde. Het schaap zag bloemetjes en grasjes en at ze allemaal op. Ineens zag het de kudde niet meer. Het werd al avond. De zon ging onder. De herder ging terug naar de veilige plek. Hij telde zijn schapen en schrok. Hij was er één kwijt. Er waren nog 99 schapen. Hij was nu de herder – met – negenennegentig – schapen.
Hoewel 99 schapen ook veel schapen waren, vond de herder het niet genoeg. Hij vond het vreselijk dat hij een schaap kwijt was.
De andere schapen waren blij dat ze thuis gekomen waren. Ze dronken nog wat en gingen zo zoetjesaan slapen. Ze hadden er helemaal geen erg in dat de herder er niet was.
De herder liep zo hard hij kon terug. Hij keek tussen het gras en de bloemen. Hij keek in het ravijn naast het steile bergpad. Hij keek naar het hoge pad dat naar de rotsen voerde. Hoe later het werd, hoe ongeruster de herder was.
Ineens hoorde hij geblaat. Met een rimpel boven zijn ogen keek de herder naar beneden. Hij zag iets wits. Daar lag het schaap. Het leek wel of het pijn had.
De herder klauterde naar beneden. Er rolden wat stenen weg en hij viel bijna. Langzaam maar zeker lukte het.
Toen hij bij het schaap kwam zag hij dat het gewond was. Gelukkig, het viel mee, maar het schaap kon niet lopen.
Daarom sjorde de herder zijn stok en staf vast en pakte het schaap op. Hij nam het op zijn schouders mee omhoog.
Toen hij weer op het bergpad was, liep hij zo snel hij kon terug naar huis.
Daar waren ze weer. De andere schapen waren al gaan slapen.
De herder gaf zijn schaap te drinken en legde het voorzichtig in het stro. Daarna ging hij weer bij de ingang van de stal liggen. Nu waren ze allemaal thuis.
God in de hemel ziet jou en mij. Hij zorgt voor ons leven. Boze en kwade dingen wil hij zo ver mogelijk weg doen. Hij wil dat wij blij en gelukkig zijn.
Soms gebeurt er iets ergs. De Heere zorgt dan dat er mensen zijn die van je houden, en voor je zorgen. Hij is er Zelf ook altijd. Net als de herder.
Als er mensen zijn die van je houden en voor je zorgen omdat je ziek bent, of verdrietig, dan zijn die mensen als de herder die naar beneden klom om zijn schaap te redden.
De beste herder is de Heere Zelf.
Je mag altijd op Hem vertrouwen. Je kunt altijd tegen Hem praten. Dat noemen wij bidden.
Hij zorgt er dan voor dat je blij wordt in je hart.
Jezus is de Goede Herder!
Wow, marvelous blog structure! How lengthy have you been running a blog for?
you made blogging look easy. The full look of your web site
is magnificent, as smartly as the content! You can see similar here <a href="[Link deleted]