Het lijden van Christus ( 14 )

De volgende ochtend vroeg namen alle hogepriesters met de oudsten van het volk het besluit Jezus ter dood te brengen. Nadat ze Hem geboeid hadden, leidden ze Hem weg en leverden Hem over aan Pilatus, de prefect. Toen Judas die Hem had uitgeleverd, zag dat Jezus ter dood veroordeeld was, kreeg hij berouw. Hij bracht de dertig zilverstukken naar de hogepriester en oudsten terug en zei: “ Ik heb een zonde begaan door een onschuldige uit te leveren. “ Maar zij zeiden: “ Wat gaat ons dag aan? Zie dat zelf maar op te lossen. “ Toen smeet hij de zilverstukken de tempel in, vluchtte weg en verhing zich. De hogepriesters verzamelden de zilverstukken en zeiden tegen elkaar: “ We mogen ze niet bij de tempelschat voegen, aangezien het bloedgeld is. “ Na ampel beraad kochten ze er de akker van de pottenbakker mee, die dan als begraafplaats voor vreemdelingen kon dienen. Daarom heet die akker tot op de dag van vandaag de Bloedakker. Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jeremia “ en ze verzamelden de dertig zilverstukken, het bedrag waarop hij geschat was en dat ze hadden bepaald met de zonen van Israël. En ze betaalden er de akker van de pottenbakker mee, zoals de Heer mij had opgedragen.”

Als we het doel en de vrucht van het lijden van de Heere Jezus goed overdenken, dan is het Evangelie de Blijde Boodschap. Er is niets waarin meer reden om te roemen gevonden wordt, dan in het kruis van Christus. Dat moeten we altijd in ons achterhoofd houden, zodat we niet teveel opgaan in Zijn pijn en het lijden. Dat zou de Heere Jezus Zelf nooit goed vinden. ( Lucas 23 : 28 )

Na de felle beschuldiging van het Sanhedrin stond het voor de overpriesters en ouderlingen als een paal boven water dat Jezus ter dood gebracht moest worden. Het was ontzettend jammer dat elke volmacht om Hem te doden hen door de Romeinen ontzegd was. Daarom werd er in de vroege morgen in allerijl een raadsvergadering bijeengeroepen. Hoewel de Joden een bloedhekel aan Pilatus hadden restte hen geen andere oplossing dan Jezus aan hem over te leveren.

Wie was Pilatus? De geschiedschrijvers karakteriseren hem als een wrede en onbarmhartige man. Hij kwetste de Joden diep door na de verplaatsing van het Romeinse garnizoen van Caesarea naar Jeruzalem midden in de nacht Romeinse insignia met daarop de beeltenis van de keizer op een openbare plaats in Jeruzalem neer te zetten. Dat was een gruwel in de ogen van de Joden. Pilatus`voorgangers hielden rekening met deze Joodse gevoelens, maar Pilatus gaf er niets om. Zijn daad veroorzaakte een volksopstand. Er gingen bovendien verhalen rond die zeiden dat Pilatus geld uit de tempelkas gebruikte om er zijn watervoorzieningen mee aan te leggen. Tienduizenden Joden stroomden naar Jeruzalem om tegen deze heiligheidschenning te protesteren. Dit protest eindigde in een bloedbad. Soldaten die zich als burgers vermomden doodden zonder onderscheid een groot aantal demonstranten. Deze gebeurtenissen zetten ongelooflijk veel kwaad bloed bij de Joden.

Toch zat er niets anders op dan de weg naar het rechtshuis van Pilatus in te slaan. Nu Jezus eenmaal als een misdadiger veroordeeld was, werd Hij als een veroordeelde behandeld. Ze bonden Zijn handen op Zijn rug en leidden Hem in triomftocht weg. De straten van Jeruzalem, die zoveel wonderen van Jezus hadden gezien, werden een toonbeeld van Zijn vernedering. Het was ochtend geworden en de smalle straatjes waren vol mensen die zich op weg naar de tempel begaven, of hun handel dreven. Zo werd de Heere Jezus Christus een schouwspel voor de hele wereld. Niemand had er erg in dat er opnieuw een profetie in vervulling ging. Vaak genoeg had Christus gezegd dat Hij aan de heidenen overgeleverd moest worden. Hij moest de Zaligmaker van Joden en heidenen zijn. Daarom moest Christus onder het oordeel van beiden vallen. Niemand zou onschuldig bevonden worden aan Zijn dood.

Het hart van Judas sloeg hem. Met wijd open ogen zag hij welke uitwerking zijn verraad had. Deze grote opstand bracht hem in vertwijfeling. Vol wroeging haastte hij zich naar de overpriesters. Had Judas verwacht dat Jezus` almacht en volmaaktheid hem uit het complot zouden redden?
De dertig zilverlingen verdoften in zijn handen. Wogen zij op tegen het leven van de Heere Jezus? Het geld brandde in zijn geweten.
“ Ik heb een zonde begaan. Ik heb een onschuldige overgeleverd! “ bracht hij er uit. Hoopte hij op een pastorale behandeling? Dat was niet meer dan terecht geweest. Maar niets van dat alles.

“ Wat hebben wij daarmee te maken? “ zeiden de overpriesters en oudsten staalhard. Het is onbegrijpelijk hoe onverschillig ze over de schuld, het afgrijzen en de wroeging van Judas heenwalsten. Ze waren blij geweest dat ze hem voor hun karretje hadden kunnen spannen,nu hadden ze hem niet meer nodig. Geringschattend gaven ze hem over aan zijn eigen verschrikkingen. Ze hadden hem met geld in een val gelokt, daar lieten ze hem ook achter.
In uiterste vertwijfeling smeet Judas het brandende moordgeld de tempel in. Hij vluchtte weg en stelde zichzelf terecht. Judas was zich bewust van zijn zonde, maar hij had totaal geen begrip van de genade van God in Christus.

De hogepriesters verzamelden het geld en kochten een akker met als bestemming een begraafplaats voor vreemdelingen. Opnieuw kwam hun hypocriete geest aan het licht. Het geld was onheilig, en mocht niet in de tempel blijven. Het was wel goed genoeg voor mensen die niet tot hun godsdienst behoorden. Het leek alsof ze goed deden, maar de Heere zag hun hart aan. Zo werd opnieuw een profetie vervuld. ( Zacharia 11 : 12 – 14 )

De lage waarde waarop Jezus geschat werd door de theologische elite stond in schril contrast tot Zijn werkelijke waarde. De dertig zilverlingen waren het bedrag dat voor een slaaf neergeteld werd, terwijl Jezus voor de mensenkinderen het rantsoen van Zijn leven gaf.

Zo had God het bevolen, zo gebeurde het.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *