Filippus ging naar de stad Samaria. Daar vertelde hij dat Jezus de Messias is. Alle mensen luisterden goed naar wat Filippus vertelde. Want ze zagen dat hij wonderen deed. Veel mensen werden bevrijd van kwade geesten die schreeuwend uit hen weggingen. En veel mensen die niet konden lopen werden beter gemaakt. Iedereen in de stad was blij om wat er gebeurde.
Onder de vluchtelingen die in de diaspora terecht gekomen waren bevond zich een apostel van Jezus, Filippus. Vanaf het hoger gelegen Jeruzalem vluchtte hij over de weg die naar beneden liep en in Samaria terecht kwam. Hier zou hij absoluut veilig zijn voor zijn achtervolgers. De lange arm van het Sanhedrin reikte niet zover dat hij daar nog opgepakt zou kunnen worden.
De bewoners van Samaria waren een mengvolk afstammend van de ballingen uit verschillende volken die door de koning van Assur naar Noord Israël waren gedeporteerd. Waarschijnlijk hadden ook achtergebleven Israëlieten uit het Tienstammenrijk zich met hen vermengd. In de tijd van het Nieuwe Testament waren de Samaritanen Monotheïsten. Ze erkenden de vijf boeken van Mozes ( de Pentateuch ) als Heilige Schrift. De berg Gerizim zagen ze als de door God aangewezen plaats om Hem te dienen. ( vgl. Joh. 4: 20 ) Volgens Joh. 4: 19,25 geloofden ze in het optreden van de profeten, en verwachtten ze de komst van de Messias, de Christus. Omdat de Samaritanen de wetten van Mozes hielden werden ze door de Joden als ‘ rein ‘ beschouwd.
Er staat iets bijzonders over de prediking van Filippus aan de Samaritanen. ‘Alle mensen luisterden goed naar wat hij te zeggen had’. De woorden van Filippus hadden veel meer effect op de Samaritanen, dan op de Joden. Het gesprokene sloeg aan omdat de Samaritanen ook uitzagen naar een profeet, naar de Messias die Christus genoemd wordt.( Joh. 4: 25).
Verder werden ze overtuigd door de wonderen die gebeurden. Er werden mensen op een spectaculaire wijze bevrijd van boze geesten. Bovendien kwamen er genezingen tot stand. Deze wonderen en tekenen werden dus niet beperkt tot de apostelen in Jeruzalem, God schonk Filippus die gaven ook in een andere plaats. Dat heeft Hij ook bij Stefanus ( Handelingen 6: 8 ) Ananias ( Handelingen 9: 17), en vele bekende gelovigen gedaan die niet bij name genoemd worden. ( Marcus 16:17,18/ 1 Kor.12:9,10,28,29/Gal.3:5) Ze waren allemaal vervuld met geloof, en met de Heilige Geest.
Lucas noemt enkele voorbeelden van de tekenen die Filippus gedaan heeft. Als arts maakte hij onderscheid tussen de mensen die bezeten waren door onreine geesten, en mensen die lichamelijk ziek waren. Onreine geesten zijn geesten afkomstig van en verbonden met de satan. De naam ‘ onrein’ vormt een tegenstelling met de Heilige Geest, die de Geest van God is. Het uitdrijven van deze geesten gaat vaak gepaard met luid schreeuwen waardoor de boze geesten blijk geven van hun ongenoegen of machteloze woede. ( vergl. Marcus 1: 23-26/ Lucas 4: 41/ Handelingen 19:15)
Naast deze hoorbare tekenen noemt Lucas ook de meest spectaculaire zichtbare tekenen, zoals het genezen worden van verlamden en kreupelen. Je kunt je bijna niet voorstellen wat dat moet zijn geweest. Filippus kwam, begon zijn prediking, en er gebeurden grote wonderen door hem heen, omdat hij vervuld en bezield was met geloof, en met de Heilige Geest. De absolute voorwaarde om iets te betekenen in het koninkrijk van Licht. ( Handelingen 6:8) Dat zou al spoedig blijken. Bijzonder, de hele stad was blij en dankbaar om de grote werken van God die Hij door Filippus tot stand had willen brengen!