Genesis 32 : 24 – 31

Israël – de nieuwe naam die Jakob kreeg – paste helemaal bij zijn temperament, en bij zijn lot. Jakob vocht al sinds de tijd dat hij in de buik van zijn moeder zat, net zo lang tot het hem winst opleverde. Hij streed tegen mannen als Esau en Laban, mannen vol bitterheid en afgunstige rancuneuze gevoelens. Nu moest hij voordat hij het land Kanaän binnentrok, en met zijn broer geconfronteerd zou worden, tegen God strijden. God, die zijn lot in handen had. 

Jakob had tijdelijk moeten vluchten naar de omgeving van Charan. Lange tijd verbleef hij in een land dat het zijne niet was. Maar zijn toekomst lag in Kanaän. Dat was het beloofde land, toegezegd door JHWH, aan Abraham en zijn nageslacht. 

In Charan werd Jakob een man van aanzien. Jakob hoorde – waarschijnlijk indirect – wat de zonen van Laban over hem zeiden. Zijn schoonvader was ook niet meer zo vriendelijk tegen hem. Nu was Jakob daar door de jaren heen wel aan gewend geraakt. Maar het zat hem toch niet lekker dat de houding van Laban zo negatief was ten opzichte van zijn schoonzoon. In die omstandigheden kwam er een opdracht van de Heere om terug te keren naar het land van zijn voorouders, en van zijn familie. Jakob had al die jaren niets meer van Esau gehoord. HIj had geen enkele reden om aan te nemen dat de wrok die zijn broer ten opzichte van hem koesterde, verdwenen was. Jakob riep zijn vrouwen bij elkaar, en deelde hen zijn besluit mee. Na allerlei perikelen kwamen ze uiteindelijk tot aan de grenzen van Kanaän. Jakob was nog steeds bang voor Esau. Onderweg stond er ineens een groep engelen voor hem. Jakob riep: “ Dat is een leger van God! “ en noemde de plaats Mahanaïm. 

Daarna stuurde hij enkele mannen vooruit naar zijn broer Esau. De mannen keerden terug met een onheilspellende boodschap: Esau kwam hem tegemoet met vierhonderd mannen. Jakob schrok, en werd erg bang. Hij verdeelde zijn mensen in twee groepen. Hij verdeelde bovendien zijn vee terwijl hij dacht: ‘ Als Esau de ene groep aanvalt, en doodt, dan kan de andere groep nog vluchten. ‘ 

Daarna bad hij innig tot God en zei: ‘ Heer, God van mijn grootvader Abraham en God van mijn vader Isaäk. Ik moest teruggaan naar mijn familie en naar het land waar ik geboren ben. Dat hebt U zelf tegen mij gezegd. U hebt mij beloofd dat U goed voor mij zou zorgen. 

Ook al ben ik het niet waard, toch bent U steeds goed voor mij geweest. U hebt altijd trouw voor mij gezorgd. Ik ging weg met een stok als enige bezit, nu hebt U mij zelfs twee groepen mensen en dieren gegeven. Heer, helpt U mij nu ook. Red mij van Esau, want ik ben bang voor hem. Ik heb grote angst dat hij iedereen zal doden, ook mijn vrouwen en kinderen. Maar dat kunt u toch niet laten stroken met Uw beloften ? 

Nadat hij dit gebed beëindigd had, viel Jakob uitgeput in slaap. De volgende morgen  zette hij een deel van zijn dieren apart. Bij elke groep van zijn vee zette hij een bewaker neer en gaf hen de opdracht op als voorhoede op weg te gaan, richting Esau. De groepen moesten echter onderling afstand houden. Elke groep moest zeggen dat ze door Jakob gestuurd waren, en dat alles wat ze bij zich hadden een geschenk van Jakob was. Last but not least moesten ze zeggen dat hij er zelf ook aan kwam. 

“ Ik hoop maar dat Esau niet meer boos is, als ik hem zoveel dieren geef “ dacht Jakob. Dan durf ik hem wel te ontmoeten. Misschien is hij vriendelijk. 

En zo gebeurde het, de mannen met de geschenken gingen vooruit, Jakob bleef op de plek waar hij was. 

De nacht viel. Jakob probeerde wat tot rust te komen, maar dat lukte natuurlijk niet. Het was nog nacht toen hij opstond en zijn twee slavinnen, zijn twee vrouwen, en zijn elf kinderen riep. Hij ging met hen naar de rivier de Jabbok, naar een ondiep gedeelte ervan. Samen met zijn liefste bezit waadde hij door de rivier. Daarna bracht hij al zijn bezittingen naar de overkant. Toen hij alles en iedereen in veiligheid had gebracht, bleef Jakob alleen achter.

Opeens was er Iemand! 

De iemand kwam op hem af en begon met Jakob te vechten. Het werd een felle strijd. Maar Jakob gaf niet op. Ongetwijfeld was hij van plan geweest om zijn zorgen en angsten opnieuw voor de Heere neer te leggen. Maar zover kwam het niet. De engel greep hem vast. Sommige verklaarders denken dat het Engel van zijn aangezicht was ( Jes. 63 : 9 ) , één van hen die altijd de Schechina vergezellen, de Goddelijke Majesteit. Anderen denken dat het Michaël, onze vorst was, het eeuwige Woord, de engel van het verbond. De joodse traditie geeft weer een heel andere betekenis aan deze persoon, we houden het maar bij de christelijke uitleg. 

De zorgen en angst van Jakob ontlaadden zich in een uiterst fel gevecht. Het leek wel alsof God hem wilde verhinderen om het land van de belofte weer binnen te gaan. In Hosea 12 : 4 kun je lezen dat Jakob met tranen en onder geroep vocht. Hij smeekte de Man hem genade te verlenen. De kracht van Jakob werd tot het uiterste beproefd. Hij vocht, bad, en smeekte, alles tegelijk. En Jakob won, hij kreeg de overhand, hoewel de strijd eindeloos voortduurde. 

De ontmoedigingen brachten het geloof van de drager van de beloften niet tot wankelen. Hij geloofde zo sterk in wat de Heere hem had beloofd dat hij werkelijk als een leeuw vocht om het beloofde land binnen te gaan. Ongetwijfeld heeft God de Vader vanuit de hemel neergezien op dit gevecht. Hij was het die voor Jakob bad. De onbekende man kon niet van Jakob winnen. Langzaam aan werd het dag. 

“ Laat me gaan, het begint al dag te worden” zei de onbekende. Maar Jakob zei: ‘ Ik laat U niet gaan, tenzij dat U mij zegent! ‘ 

De zegen! Daarom ging het Jakob. Hij gaf niets om zijn kudden, als de zegen van God daar niet over uitgegoten was. Deze uitroep van Jakob maakt hem tot een held. Hij had werkelijk alles over voor de zegen van de Heere God.

De vreemdeling vroeg naar de naam van Jakob. 

En toen gebeurde het. Jakob werd tot ridder geslagen. Hij had vorstelijk met God gevochten, en gewonnen. De engel raakte ineens de heup van Jakob aan. Een felle pijn schoot door zijn heup, en Jakob voelde dat hij zijn ene been niet meer kon gebruiken. God had hem kreupel gemaakt. 

Het komt vreemd op ons over dat iemand die zo hard gewerkt had, en met zoveel haat en nijd te maken had gehad, nu ook nog eens kreupel werd gemaakt. Maar Gods wegen zijn hoger dan die van ons. De zon ging op, God was met Jakob geweest. Toen Jakob zijn naam genoemd had, zei de engel met groot gezag dat de naam van Jakob voortaan Israël zou zijn. ‘ Want ‘ zei de onbekende Man:  ‘ je hebt je vorstelijk gedragen met God, en je hebt gewonnen! 

 

One response to “Genesis 32 : 24 – 31

  1. Wow, marvelous blog structure! How long have you ever been running a blog for?
    you make running a blog glance easy. The total glance
    of your web site is wonderful, let alone the content!
    You can see similar here <a href="[Link deleted]

Geef een reactie