Exodus 8: 16-26

De Heer zei tegen Mozes:’ Wacht de farao morgen in alle vroegte bij de rivier op, en zeg tegen Hem: dit zegt de Heer, laat Mijn volk gaan om Mij te vereren. Wilt u Mijn volk niet laten gaan, dan stuur Ik steekvliegen op u af, op u en uw hovelingen, uw volk en uw huizen. In de huizen van de Egyptenaren, en waar ze maar gaan en staan zal het wemelen van de steekvliegen. Maar Ik zal een uitzondering maken voor Gosen, het gebied waar Mijn volk woont, daar zullen de steekvliegen niet komen. Zo zal Ik u doen beseffen dat Ik, de Heer aanwezig ben in Uw land. Ik zal Mijn volk vrijwaren voor de plaag die uw volk te wachten staat. Dit wonder zal morgen gebeuren. De Heer deed wat Hij gezegd had: hele zwermen steekvliegen drongen het paleis van de farao en de huizen van zijn hovelingen binnen. En overal in het land richtten ze zware schade aan. Toen ontbood de farao Mozes en Aäron. ‘ Goed’ zei hij ‘ ga uw God maar offers brengen, maar blijf in Mijn land.’ ‘ Dat is onmogelijk ‘ zei Mozes ‘ De offers die wij de Heere onze God moeten brengen zullen de Egyptenaren weerzinwekkend vinden. ‘ Als we in hun bijzijn dergelijke offers brengen, stenigen ze ons nog! Sta ons toe om drie dagreizen de woestijn in te trekken, om daar aan de Heere onze God, offers te brengen. Zodra Mozes het paleis uit was, bad hij tot de Heer. En de Heer deed wat Mozes vroeg. De steekvliegen verdwenen bij de farao, zijn hovelingen en zijn volk. Niet één bleef er over. Toch weigerde de farao ook dit keer hardnekkig het volk te laten gaan. 

De onrust in Egypte was nog maar nauwelijks geluwd, of een nieuwe plaag stak de kop op. Mozes moest vroeg in de morgen naar het koninklijk paleis gaan, en audiëntie aanvragen bij de farao. Die had er totaal geen zin in om de onheilsprofeten van Israël te ontvangen. De tegenzin straalde Mozes en Aäron tegemoet toen ze de koninklijke zaal binnenkwamen. Dat weerhield de mannen absoluut niet om hun Goddelijke opdracht uit te spreken. Het volk moest zijn vrijheid krijgen om de Heere offers te brengen in de woestijn. Tegenspreken betekende onherroepelijk een nieuwe plaag. De huizen van de farao, van zijn volk en dienaren zouden in no time vol zitten met afschuwelijk ongedierte. De aardbodem van Egypte zou er totaal mee bedekt worden. De mensen zouden zich niet of nauwelijks voort kunnen bewegen. Iedereen zou vol afschuw heen en weer springen om het ongedierte te ontkomen, maar niets zou helpen. 

Het contrast tussen het volk van de Israëlieten en de Egyptenaren zou enorm zijn. Terwijl het hele land weer zou zuchten onder een nieuwe plaag, zouden de Israëlieten nergens last van hebben. Het land Goossen zou schoon en vrij van ongedierte blijven. Zo zou het overduidelijk blijken dat niet de farao, maar de God van Israël het voor het zeggen had.

Terwijl de farao zich in moest houden om Mozes en Aäron niet weg te jagen van voor zijn goddelijke troon, zeiden Mozes en Aäron onaangedaan dat de plaag de volgende morgen in alle hevigheid los zou barsten. Wie er nog twijfelden aan de almacht van de JHWH, zou het niet meer kunnen ontkennen dat dit verschijnsel niet zomaar plaatsvond, maar dat het Gods antwoord was op de weigering van de farao om het volk van Israël weg te laten trekken uit Egypteland. 

De Heere deed precies wat Hij gezegd had. De volgende morgen brak de plaag in alle hevigheid los. De mensen gilden van afschuw en iedereen deed zijn best om van het ongedierte af te komen, maar het werd alleen maar erger. De farao keek de situatie met lede ogen aan. Tenslotte gaf hij het bevel om Mozes en Aäron weer op audiëntie te laten komen. Hij probeerde te onderhandelen. De Israëlieten mochten niet weg, maar ze mochten wel een offerfeest in Egypte organiseren. Maar zo had Jahweh het niet gezegd. De Israëlieten moesten toestemming krijgen om naar de woestijn te trekken. Zo, en precies zoals God het had gezegd, moest het gebeuren. 

‘ Majesteit, zoals u dat zou willen organiseren zou het een grote flop worden. U weet toch dat uw onderdanen de Israëlieten met hun offers zo verafschuwen dat er vast en zeker een lynchpartij zou ontstaan. Dit kunt u niet willen. We moeten echt naar de woestijn, een dagreis van drie dagen zal het volk pas op de plaats brengen waar ze hun offers kunnen en mogen brengen.’ zeiden Mozes en Aäron resoluut. 

De farao begreep dat er niets anders opzat. Hij wist zich geen raad met het ongedierte en met de hele situatie. Het volk mocht wegtrekken, maar niet te ver. Zo zou hij zijn invloed nog kunnen laten gelden. Hij zou een snelle groep soldaten kunnen sturen om het volk desnoods met geweld terug te laten keren naar Egypte. 

Hoewel de farao Mozes smeekte om voor hem tot God te bidden, hield hij zijn hart ver van deze God. Hij haatte hem om het doorkruisen van zijn plannen. Er was al in geen tijden aan de goddelijke steden gewerkt waarin hij zelf na zijn dood te ruste hoopte te gaan. De farao had er geen notie van dat zijn graf in de golven van de Rode Zee zou liggen. Dan had hij het slavenvolk zeker laten gaan. 

Mozes zou inderdaad voorbede doen, maar wel onder een voorwaarde. De farao moest zijn gedrag veranderen. Hij moest ophouden met zijn bedriegerijen, en zijn houding veranderen. Mozes bad tot God en het was gelijk afgelopen met de plaag. God doodde al het ongedierte zo definitief dat er niet één eng beest overbleef in het hele land. 

Geen twijfel mogelijk: het was geen toeval, maar de almachtige kracht van God die de plaag liet ophouden. God greep in, en toonde Zijn macht. Maar terwijl Mozes zijn belofte nakwam, bleek de farao opnieuw ontrouw en gemeen. Hij liet het helemaal afweten, verzwaarde zijn hart, en hield de Israëlieten vast. 

Een ramp leidt niet vanzelf tot verandering van geest. De farao verhardde zijn hart toen de ellende voorbij was. Zo gaat het vaak. Als de nood verdwenen is, hebben veel mensen God niet meer nodig. De consequenties van een dergelijke houding worden niet altijd zichtbaar in dit leven. Want rechtvaardigen zowel als onrechtvaardigen hebben te kampen met  rampen en onheil ( Prediker 9: 2, 3/ Matth. 5: 45 ) Daarom blijven veel mensen kiezen voor een levensweg zonder God. Maar ook wanneer we in dit leven altijd succesvol en gelukkig blijven, zal het na dit leven zichtbaar worden wie God gediend heeft met zijn hele hart, en wie niet. ( Prediker 3: 17 / 12: 14) 

 

6 responses to “Exodus 8: 16-26

  1. You’re truly a excellent webmaster. The site loading speed is incredible.
    It sort of feels that you are doing any unique trick. Furthermore,
    the contents are masterpiece. you’ve performed a wonderful job
    in this matter! Similar here: <a href="[Link deleted]zakupy and also here: <a href="[Link deleted]sklep

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *