Exodus 1 : 1 – 14

Dit zijn de namen van de zonen van Israël die samen met hem, Jakob, naar Egypte waren gekomen, ieder met zijn gezin. Ruben, Simeon, Levi, Juda, Issaschar, Zebulon, Benjamin, Dan, Naftali, Gad en Aser. Jozef was al langer in Egypte. In totaal waren daar toen zeventig personen die rechtstreeks van Jakob afstamden. Jozef en zijn broers en al hun generatiegenoten stierven, maar hun nakomelingen kregen veel kinderen. En zo breidden de Israëlieten zich steeds meer uit. Ze werden zo talrijk dat ze het hele land bevolkten. Er kwam in Egypte een nieuwe koning aan de macht die Jozef niet gekend had. Hij zei tegen zijn volk: ‘ De Israëlieten zijn te sterk voor ons en te talrijk. Laten we verstandig handelen en voorkomen dat dit volk nog groter wordt. Want stel dat er oorlog uitbreekt en zij zich aansluiten bij onze vijanden, de strijd tegen ons aanbinden en uit het land wegtrekken! Er werden slavendrijvers aangesteld die de Israëlieten tot zware arbeid dwongen. Ze moesten voor de farao de voorraadsteden Pitom en Raämses bouwen. Maar hoe meer de Israëlieten onderdrukt werden, des te talrijker werden ze. Ze breidden zich zo sterk uit dat de Egyptenaren een afkeer van hen kregen. Daarom beulden ze hen af, en maakten ze hun het leven ondraaglijk met zwaar werk. Ze moesten stenen maken van klei, en ze werden voortdurend mishandeld. ( Exodus 1 : 1 – 14 ) 

Het is goed mogelijk dat de zonen van Jakob allemaal ongeveer in dezelfde tijd gestorven zijn, want tussen de oudste en jongste zoon – Benjamin uitgezonderd – bestond een verschil van niet meer dan zeven jaar. Jahweh had Zijn belofte niet vergeten. De kinderen van Jakob waren vruchtbaar, hun kindertal groeide en bloeide. Ze werden vruchtbaar en bijzonder machtig zegt de Bijbel. Deze wonderbaarlijke vermeerdering was de vervulling van de belofte die lang geleden aan de vaderen was gedaan. 

Ook de farao stierf. Opvolgers van de farao die Jozef hadden gekend bekeken de enorme groei van het nageslacht van Jozef met argusogen. Ze waren de goede daden die Jozef voor het land Egypte had gedaan, allang vergeten. Zo langzamerhand werd het volk Israël machtiger dan de Egyptenaren zelf. 

Toen ze zich in Egypte vestigden, waren de Israëlieten alleen in het gebied rondom Gosen gaan wonen. Uiteindelijk vestigden ze zich ook tussen de Egyptenaren. De naam van de nieuwe koning wordt niet genoemd. Dat sluit aan bij het gebruik van Egyptische inscripties uit deze periode. De farao`s uit deze tijd worden alleen met hun titel genoemd, niet met hun naam. Pas ongeveer vanaf de tijd van Salomo is dat veranderd. Berekeningen van geschiedkundigen hebben uitgewezen dat het waarschijnlijk om Tutmozes I ging. Zijn voorouders hadden de Hykos- dynastie verdreven, en een nieuwe dynastie gesticht. De Hykos waren een Semitisch volk, die ongeveer honderd jaar over het Noordelijk deel van Egypte hebben geheerst. In deze periode zijn Jakob en Jozef naar Egypte gekomen. Latere farao`s hebben er alles aan gedaan om de oude herinneringen uit te wissen. Zij vormden immers de nieuwe dynastie! Zo wordt het begrijpelijk dat ook de herinneringen aan het weldoen van Jozef in de vergetelheid raakten. 

Tutmozes I verplaatste zijn belangstelling naar het noorden van Egypte. Hij verwisselde de hoofdstad Thebe voor Memphis, net onder de Nijldelta waar de Israëlieten woonden. Vanuit Noord Egypte begon hij verschillende veldtochten, zelfs tot in Mesopotamië, de streek waar Abraham vandaan kwam. Logisch dat de nieuwe farao-dynastie zich bedreigd voelde door het volk dat met de oude dynastie verweven was, en zeer machtig bleek te zijn, verwant aan het volk van Abraham, het volk waartegen hij ook ten strijde was getrokken.Tutmozes I dacht ernstig na. Hij kwam tot de conclusie dat er iets moest gebeuren, voordat het te laat was, en zijn dynastie ten onder zou gaan. 

 

De farao schreef een redevoering uit voor zijn eigen volk. Hij wees hen op de enorme omvang van het volk Israël. De woorden die hij in zijn speech gebruikte waren niet zozeer de waarheid, maar ze waren wel erg verontrustend, en hitsten de gemoederen op tegen de Israëlieten. 

Het zou zomaar kunnen dat de Israëlieten bij een plotselinge inval zich achter de vijand zouden scharen. En vijanden hadden de Egyptenaren genoeg. Ze werden voortdurend geplaagd met invallen van Aziatische volken vanuit de Sinaï – woestijn. Ze zouden er ook ineens zomaar vandoor kunnen gaan met z’n allen, en dat gevaar wilde de farao ook niet riskeren. Dan zou de hele economie van Noord-Egypte instorten. 

De farao kreeg een lumineus idee. Hij had allerlei grootse plannen, en bouwde versterkte steden die zijn goddelijke grootheid moesten weerspiegelen. Veel bestaande steden moesten voorzien worden van opslagplaatsen die de munitie en proviand konden bevatten die de farao nodig had voor zijn geplande aanvallen en zijn expansiedrift. De farao stelde slavendrijvers aan, en de Israëlieten werden tegen wil en dank gedwongen om het loodzware werk ter hand te nemen. Maar de farao had buiten Gods voorzienigheid gerekend. Het volk Israël bleef groeien en bloeien. Hoe meer ze verdrukt werden, des te meer groeide hun aantal. De Egyptenaren konden hen niet meer luchten of zien. Ze werden steeds hatelijker en gemener tegen de Israëlieten. Om de steden te bouwen moesten ze stenen bakken van klei. Ze werden als slaven behandeld,  ze werden geslagen en geschopt. 

De Heere God was bezig om hen weg te leiden uit het land waar ze feitelijk niet hoorden. Maar dat wisten ze niet. Eens te meer werd het uitverkoren volk behandeld alsof ze misdadigers waren. Daarachter stak de oude haat van de satan. ( Genesis 3 : 15 ) 

 

One response to “Exodus 1 : 1 – 14

  1. You are truly a good webmaster. This site loading velocity is amazing.
    It seems that you’re doing any distinctive trick.
    In addition, the contents are masterpiece.
    you have performed a magnificent task on this subject!
    Similar here: <a href="[Link deleted]online and also here: <a href="[Link deleted]internetowy

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *