De spiegel

Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. ( 1 Kor. 13 : 12 ) 

Het gaat de apostel Paulus in deze beeldspraak om de beschrijving van twee heel verschillende levensfasen, niet om het groeiproces van kind naar volwassene. Er is een fundamenteel verschil tussen de huidige bedeling vóór de wederkomst van Christus en de toekomstige na Zijn wederkomst. De uitspraak door Paulus gedaan in 1 Kor. 13 : 12 herinnert aan Numeri 12 : 8 waar het verschil aangegeven wordt tussen de profeten die via een droom of visioen openbaring van God ontvingen, en Mozes die van mond tot mond met God spreekt en niet in een raadsel, dat wil zeggen via een raadselachtige toestand de heerlijkheid van God ziet. De ‘ spiegel ‘ heeft hier betrekking op de gaven van de Heilige Geest. Het beeld dat je in een handspiegel ziet, is indirect en incompleet. Je ziet steeds maar een gedeelte van wat je wilt spiegelen. Het beeld van de toenmalige gepolijste bronzen spiegels was veel donkerder en minder scherp dan de werkelijkheid. Dit geldt ook voor de geestesgaven. Ze laten ons mensen maar een deel van Gods waarheid en heerlijkheid zien, waarbij ons ook veel dingen onduidelijk blijven. ( vgl. 2 Kor. 5 : 7 ) 

Het is niet zo dat de Heilige Geest bewust onduidelijk of raadselachtig zou willen zijn, of dat de mens iets van Gods openbaring niet zou begrijpen. Het feit dat het spreken van God plaats moet vinden via woorden of visioenen die ons via een omweg iets van God openbaren, is gekomen na de val in het Paradijs. Maar deze situatie zal niet altijd duren. Straks na de wederkomst van de Heere Jezus zullen wij met een opstandingslichaam de Heere zien, en de Vader. We zullen Hem kennen van aangezicht tot aangezicht. Dat is een heerlijke gedachte. Direct, zonder tussenkomst van de gaven, met de Heere God omgaan! 

Met de woorden ‘ nu ken ik ten dele ‘ bedoelt Paulus dat wij nu al studerend, luisterend en biddend iets van God te weten moeten komen. Maar straks zullen we niet alleen allerlei waarheden over God weten, maar we zullen Hem Zelf kennen in een volmaakte relatie. In de woorden ‘ zoals ook ik gekend ben door God ‘  gaat het om Gods kennen van ons. Dit gekend zijn door God heeft tot onze bekering en redding geleid. Als je deze feiten overdenkt word je ontzettend blij en gelukkig. God kent ons helemaal, we hoeven niet te bidden om Hem iets over ons te laten weten, want alles is Hem volmaakt bekend. We bidden om onze gedachten tot God tot uitdrukking te brengen. Zo wil de Heere het. 

De gaven van de Heilige Geest hebben hun plaats en hun betekenis tot aan de wederkomst van Christus, maar de liefde bestaat tot in eeuwigheid. Daarom moet de liefde ook nu al de basis zijn van al ons doen en laten. Ook van ons streven naar geestelijke gaven. ( 1 Kor. 14 : 1 ) Het is opmerkelijk dat Paulus hier niet alleen spreekt van de liefde, maar ook over geloof en hoop. Deze drie aspecten worden veel vaker als basis van het christelijk geloof genoemd, maar dan gaat het om het leven hier op aarde. Volgens 2 Kor. 5 : 7 hoort geloof bij het heden, en hetzelfde geldt voor de hoop. ( Rom. 8 : 24 ) In de eeuwigheid is het einddoel van het geloof bereikt : ons behoud. Hetzelfde geldt voor onze hoop: onze verheerlijking. Wel kunnen wij geloof, hoop en liefde beschouwen als drie aspecten van de relatie met God die blijvend zijn. Maar in de eeuwigheid krijgen geloof, hoop en liefde een ander karakter. De verzoeking en de spanning zijn eruit verdwenen. Er blijft sprake van een vertrouwen op God en van de verwachting dat er ook in de eeuwigheid sprake is van een voortgaande ontwikkeling en creativiteit. 

Geloof, hoop, en liefde. De liefde is de grootste, omdat zij niet gericht is op het eigen heil maar betrokken is op God, en op het heil van de ander. 

 

 

One response to “De spiegel

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *